Selecteer een pagina

Honderdduizenden Nederlanders met een uitkering zijn ‘labbekakken’, slappelingen die per direct aan het werk kunnen en moeten, zei Hans de Boer, voorzitter van VNO-NCW eerder deze week. Handen uit de mouwen, gebiedt hij hen. ‘Ze kunnen ook gewoon asperges steken, in het zonnetje, met de radio aan.’

Een storm van protest stak op en ook premier Rutte nam publiekelijk afstand. De Boer zei later zijn uitspraak te betreuren. Yeah right.

Ik betwijfel of er zoveel commotie zou zijn geweest als hij andere woorden gekozen had om zijn boodschap over te brengen. ‘Asperges steken in het zonnetje met de radio aan’, klinkt als een heerlijke ouderwetse plattelandsvakantie (beetje dollen met de boerenmeiden, hilversum drie op de transistor) in plaats van fysiek zwaar werk.

En het woord labbekak is een meesterzet als je van een beetje ophef houdt. Het betekent ‘slapjanus’, ‘bangerd’. Het woord duikt al in de zeventiende eeuw op als ‘labbekack’ in de betekenis van ‘kletser, babbelaarster’. Het stamt af van het werkwoord ‘labben’ dat ‘kletsen’ betekent. En de kak verwijst waarschijnlijk naar het werkwoord ‘kakelen.’

 

Bron: Etymologiebank