Selecteer een pagina

Gisteren interviewde ik een bekende grappenmaker. We spraken over de krochten van de journalistiek, en kwamen al snel terecht bij één specifiek persoon: een musicalliefhebber die bijna elke dag present is bij RTL Boulevard.

‘Crapuul’, zo noemde de kleine, bebrilde cabaretier de beste man. Waar komt dat woord vandaan? ‘Geen idee’, antwoordde hij, ‘maar het betekent tuig’.

Crapuul komt van het Franse ‘crapule’, dat is overgenomen uit het Latijn, waar crapula ‘roes’ en ‘brasserij’ betekent. Nóg een betekenis, en waarschijnlijk die waar de man aan refereerde: een onbeschaafd persoon. Ook wordt het nogal vaak gebruikt als meervoudsvorm voor gespuis; gepeupel; uitschot.

Ook W.F. Hermans liet zich verleiden tot gebruik. ‘Gerard, dat onbehouwen stuk crapuul’, stond in de roman ‘Uit talloos veel miljoenen’ (1981).

En het is een woord dat ook graag door de Vlamingen wordt gebruikt.

‘Albert, stuk crapuul dat gij zijt.’