Selecteer een pagina

“Zeg je dat zo, hij is de koning te rijk?”, vroeg een studente tijdens een college waarin we een tekst bespraken. De uitdrukking was haar onbekend. En dan ziet het er inderdaad een beetje gek uit. De koning die te rijk is, oké, maar iemand die de koning te rijk is?

Iemand die de koning te rijk is, is zeer gelukkig. Van Dale vermeldt ook de uitdrukkingen de keizer te rijk, de prins te rijk, de wereld te rijk. De vraag is hoe die, zo op het oog kromme, uitdrukking is ontstaan. Als je een beetje googelt, blijkt dat meer mensen zich dat afvragen. Iemand geeft als mogelijke verklaring dat ‘rijk’ in deze context uitgelegd moet worden als koninkrijk, de plek waar een koning zich thuis voelt. Vergelijkbaar met ‘als een vis in het water’.

Als je krantenarchieven doorpluist op de uitdrukking, dan blijkt die al lang te bestaan. En dan kom je er ook achter dat de zegswijze vroeger net iets anders was. Zo staat in een artikel in de Tilburgsche Courant uit 1887: “Daar de meesten noch lezen, noch schrijven kunnen moet men de woorden zoo dikwijls herhalen totdat ze in hun geheugen geprent zijn. Kennen ze het eenmaal, dan zijn zij den koning te rijk af.”

De uitdrukking was kennelijk in vroeger tijden: de koning te rijk af zijn. Dat valt beter te snappen. Zoals je een docent te slim af kunt zijn, of een verdediger te snel af kunt zijn, zo kun je de koning te rijk af zijn: je voelt je rijker dan de koning.