Selecteer een pagina

witte wijn

Zijn dit dan witte glazen, vroeg collega Tim zich af bij het zien van bovenstaande aanbieding in de Blokker.

Dat staat er wel, inderdaad. Maar waarschijnlijk zijn de wittewijnglazen in de aanbieding. Dat zijn namelijk glazen voor witte wijn. Witte wijnglazen zijn witte glazen voor wijn.

Dit is een knap lastige taalregel. Hoe zit het ook alweer? Wittewijnglas bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord (wit) en twee zelfstandige naamwoorden (wijn, glas). Als het bijvoeglijk naamwoord betrekking heeft op het eerste zelfstandig naamwoord schrijf je de samenstelling helemaal aan elkaar (wittewijnglazen). Als het op het tweede zelfstandig naamwoord slaat, plaats je een spatie tussen het bijvoeglijk naamwoord en de samenstelling (witte wijnglazen).

Zo is een grotestadsbewoner iemand die in een grote stad woont (bijvoeglijk naamwoord slaat op stad). Een grote stadsbewoner kan ook iemand van 1.95 uit Leiden zijn (bijvoeglijk naamwoord slaat op bewoner).