Selecteer een pagina

Woord van de dag: boud

We leven in een tijd van meningen. Iedereen vindt de hele tijd maar van alles en meent dat zijn mening zo waardevol is dat hij die uitgebreid moet ventileren op sociale media. Facebook en Twitter staan vol boute uitspraken die kortzichtig, dom en kwetsend voor anderen zijn. ‘Vrijheid van meningsuiting’, roepen ze in capslock.

Uiteraard kun je deze boude lieden ontvolgen en dat doe ik ook. Maar toch slaat de schrik me vaak om het hart omdat er zo weinig ruimte is voor nuance en mildheid in het publieke debat. Het is maar een kleine stap van bout naar fout.

Boud betekent vol zelfvertrouwen, stoutmoedig. Het woord stamt af van het middelnederlandse balt, dat driest, brutaal betekent. Je kunt het woord schrijven als boud of als bout. De vergrotende en overtreffende trap worden alleen met een d geschreven: bouder, boudst.

 

 

Hoe zat het ook alweer? Wittewijnglazen/witte wijnglazen

witte wijn

Zijn dit dan witte glazen, vroeg collega Tim zich af bij het zien van bovenstaande aanbieding in de Blokker.

Dat staat er wel, inderdaad. Maar waarschijnlijk zijn de wittewijnglazen in de aanbieding. Dat zijn namelijk glazen voor witte wijn. Witte wijnglazen zijn witte glazen voor wijn.

Dit is een knap lastige taalregel. Hoe zit het ook alweer? Wittewijnglas bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord (wit) en twee zelfstandige naamwoorden (wijn, glas). Als het bijvoeglijk naamwoord betrekking heeft op het eerste zelfstandig naamwoord schrijf je de samenstelling helemaal aan elkaar (wittewijnglazen). Als het op het tweede zelfstandig naamwoord slaat, plaats je een spatie tussen het bijvoeglijk naamwoord en de samenstelling (witte wijnglazen).

Zo is een grotestadsbewoner iemand die in een grote stad woont (bijvoeglijk naamwoord slaat op stad). Een grote stadsbewoner kan ook iemand van 1.95 uit Leiden zijn (bijvoeglijk naamwoord slaat op bewoner).

 

Woord van de dag: smombie

Vorige week verscheen op De Correspondent de serie ‘Een week zonder mobieltje’. Docent Johannes Visser laat leerlingen uit een 4vwo-klas een week leven zonder mobiel op school. De leerlingen houden een dagboek bij en daaruit werd gepubliceerd. Interessant en inspirerend leesvoer.

Zelf wil ik tijdens mijn lessen ook nooit een telefoon zien. Natuurlijk weet ik dat studenten ook met elkaar (en anderen) kunnen chatten via apps op hun laptop, maar dat vind ik minder storend dan dat getuur op hun telefoon – als ze op die laptop typen, heb ik tenminste nog de illusie dat ze opschrijven wat ik zeg.

In NRC kwam ik dit weekend de term ‘smombie’ tegen. Een mooie samentrekking van ‘smartphone’ en ‘zombie’, dat in 2015 in Duitsland tot jeugdwoord van het jaar werd uitgeroepen. Een smombie is iemand die totaal verdiept is in zijn mobiele telefoon en daardoor geen oog heeft voor zijn directe omgeving. Levensgevaarlijk: daarom zijn er Zweden al verkeersborden die waarschuwen voor dit soort types.

smombie

 

 

Stipsters en popices

Misschien was het u ontgaan, maar “ons” Amsterdam is verkozen tot innovatiehoofdstad van Europa. “020” liet eventjes Berlijn, Glasgow, Milaan, Oxford, Parijs, Turijn, Wenen en zelfs Eindhoven achter zich.

Ja, hier wordt als een dolle geïnnoveerd. Een fietsband die nooit meer lek raakt, in Amsterdam draaien ze er hun hand niet voor om.

Ook op taalgebied laat de hoofdstad zich van zijn meest innovatieve kant zien. Zo hebben wij hier aan het IJ stipsters en popices. Die termen kende u nog niet?

Een stipster is een hipster met een startup. En een popice is een pop-up outdoor office. Lekker weer en zin om buiten te werken met andere stipsters? Meld je met je notebook (wel een Mac uiteraard!) bij een popice in een park, op een dakterras of een boot!

Het wordt een toffe zomer in Amsterdam.

 

Uitdrukking van de dag: donkerbruin vermoeden

Waar is mijn fietssleutel? Niet in mijn tas dus, blijkt als ik bij mijn fiets op het station van Amsterdam CS sta. Ik heb een donkerbruin vermoeden dat hij nog in de zak zit van mijn jas die thuis aan de kapstok hangt. Vanochtend leek het me veel te mooi weer om een jas aan te doen.

Gekke uitdrukking, hè, donkerbruin vermoeden? Want waarom donkerbruin en niet zwart of donkerblauw? Of  cyclaamroze of kobaltblauw?

Onze Taal weet het: Als je ergens een donkerbruin vermoeden van hebt, weet je bijna zeker hoe iets zit of wat er gaat gebeuren. Je gebruikt de uitdrukking alleen als het over iets negatiefs gaat. Bruin heeft hier niet direct betrekking op de kleur maar heeft de verouderde betekenis zorgwekkend. In zeemanstaal schijnt bruin weer ‘ruw, onstuimig’ weer te zijn. Vermoedelijk kreeg bruin vandaar de betekenis zorgwekkend: ruw weer kon immers vervelende gevolgen hebben.

Het oudste krantencitaat met een donderbruin vermoeden dateert uit 1978. In het Vrije Volk van 18 mei 1978 stond: “Ik weet het niet, maar ik heb een donkerbruin vermoeden.”