‘Jij zeurt ook altijd over taal’, zei mijn elfjarige dochter pas tegen me. Ze heeft wel een beetje gelijk: uitspraken als ‘hun hebben al vakantie’ en ‘hij wilt geen suiker in de thee’ kan ik maar moeilijk laten passeren. ’t Is niet per se mijn mooiste eigenschap, maar ik mag graag luidkeels sprekers op de tv verbeteren. ‘Het is alleen beseffen! Zonder zich!’. Tevergeefs, natuurlijk. Mensen op de tv horen mij niet en wie het wel kan horen, trekt zich er weinig van aan. Ik ben een roepende in de woestijn. Een uitgedorst, oververhit driftkikkertje dat zich tegen de zandstormen in hees schreeuwt.
Een ‘roepende in de woestijn’ is iemand naar wie niet wordt geluisterd. De uitdrukking heeft een bijbelse oorsprong en verwijst volgens de website etymologiebank naar Johannes de Doper, die in de woestijn preekte. Het is niet duidelijk hoe de uitdrukking deze betekenis heeft gekregen, want naar Johannes werd juist wél geluisterd.
Wat een leuk initiatief! En wat herkenbaar: ik foeter ook vaak op dwalende taalgebruikers op de buis. En omdat ik meestal alleen ben als ik kijk, is die actie NOG nuttelozer….
Heel herkenbaar inderdaad, dat verbeteren van uitspraken op tv! Lastiger is het als je mensen om je heen dingen hoort zeggen waar je kromme tenen van krijgt. En je dan in moeten houden. Want betweterigheid wordt niet vaak gewaardeerd. ‘Aardig blijven’, ‘aardig blijven’ is dan het mantra dat me ervan weerhoudt om in te grijpen. Maar soms praat ik sneller dan ik denk. Dan herhaal ik wat iemand zegt, met een correctie. ‘Wat is er met het meisje dát je net geholpen heeft?’ Geen leuke eigenschap, ik weet het. En het levert ook nog eens niets op; de meeste mensen praten gewoon vrolijk verder, ongehinderd door mijn verbetermanie, en ik ben degene die zich stom en ongehoord voelt.