Selecteer een pagina

De griep heeft lelijk toegeslagen dit jaar. Zelf bleef ik – snel afkloppen – gespaard, maar een aantal collega’s en studenten had het goed te pakken. Het leek bovendien een venijniger variant dan vorige jaren, de getroffenen waren er al gauw tien dagen mee zoet.

Vriendin S knapt gelukkig alweer wat op, maar meldt dat ze nu last heeft van een verlaagde irritatietolerantie. “Scheld even lekker iemand uit”, raad ik haar aan. De gedachte alleen al vermoeit haar en bovendien is ze alleen thuis, dus dat schiet niet op. “Laat mij nou maar gewoon hier liggen zeuren,” zegt ze, “ik heb zin om lekker te zwelgen.” Doen!

Zwelgen betekent ‘zich te buiten gaan’ of ‘gulzig eten en drinken’. In deze laatste betekenis wordt het nu volgens mij niet vaak meer gebruikt. Tegenwoordig betekent het meer zich te buiten gaan aan een emotie. Je zwelgt in een romantische film, de griep of in zelfmedelijden. Best lekker soms.

Het woord kwam al voor in meerdere Germaanse talen: oudhoogduits swelhan, oudengels swelgan en oudnoors svelga. Die oude Germanen vond het kennelijk ook best lekker om af en toe eens goed te zwelgen als ze de griep hadden.