Selecteer een pagina

Toen ik nog bij het zakenblad Quote werkte – toch alweer twaalf jaar geleden- , ontving ik met enige regelmaat brieven, en de laatste jaren vooral mails, van mensen die meenden dat hun (groot) onrecht was aangedaan door bedrijven dan wel de overheid (dan wel het Koninklijk Huis).

Ook de andere redacteuren kregen post van boze burgers. Zij die er al wat langer werkten, hadden een eigen bestandje van “querulanten” opgebouwd met wie zij zich na verloop van tijd zelfs een beetje verbonden voelden.

Zij waren vooral geliefd vanwege het kleurrijke proza waarvan zij zich vaak bedienden, en een soms nog kleurrijkere fantasie – de echte mafklappers schreven lange, handgeschreven epistels in een griezelig net handschrift, met eindeloze verhandelingen over Prins Bernhard, en hoe deze medeverantwoordelijk was voor het nazileger dat onder de Noordpool werd gekloond.

Je kon als journalist het querulantenleger niet zomaar terzijde schuiven. Wie weet was het vermeende onrecht hun aangedaan helemaal niet zo vermeend, maar had er inderdaad ergens iemand in een bedrijf of overheidsinstelling vreselijk staan prutsen (of erger) waardoor onschuldige, ondernemende burgers zomaar het faillissement in werden gejaagd, huis kwijt, echtscheiding, verblijf in daklozencentrum, enzovoorts, enzoverder. Het kwám (en komt) voor.

Zo had ik een querulant wiens totale vermogen, ongeveer zeven miljoen gulden, in een beleggingsfonds van een grote verzekeraar was gestopt die daar zeer slordig mee was omgesprongen. De man was alles kwijt, had ook nog eens een advocaat gehad die op cruciale momenten de verkeerde beslissingen nam of niet thuis gaf.

Hij had met recht iets om over te klagen. Zijn tragiek: hij sprak de taal van het systeem niet, kreeg overal het spreekwoordelijke deksel op de neus. Ja, en dan ga je queruleren, met in zijn geval zeer grote persoonlijke gevolgen, waar ik nu niet op in wil gaan.

Sommigen querulanten van toen groeiden uit tot nationale bekendheden die journalisten van naam wisten te winnen voor hun klaagzang en hun complottheorieën, vaak twee handen op één buik. Hun naam noemen, is niet zonder gevaar; voor je het weet heb je tot in lengte der dagen hun digitale aandacht en die van hun volgelingen, want sociale media zijn de natuurlijke habitat waar querulanten aller landen elkaar eenvoudig weten te vinden.

Mooi woord, eigenlijk, querulant. Een gedicht op zichzelf met die zeldzame “q”, en dan die é-, ú- en áh-klank. Het stamt af van het Latijnse werkwoord “queror”, dat “klagen” betekent. Het woord “querulant” werd in 1793 binnen het Pruisische recht opgenomen in de betekenis van “iemand die voortdurend rechtszaken aanspant”.

Met dat type heb ik zelf ook te maken gehad toen ik eens voor Quote een vrouw interviewde die al tien jaar tegen haar ex procedeerde, twee keer tot aan de Hoge Raad, en die twee rechtszaken had gevoerd tegen voormalige advocaten, om na publicatie van mijn artikel ook tegen mij een kortgeding te beginnen, dat ze verloor (de leeftijden van de kinderen klopten niet helemaal in het stuk, slordig, maar geen halszaak).

Vroeger kende de psychiatrie het begrip “querulantenneurose”, dat het best kan worden vertaald als “volhardend dysfunctioneel klagen”. Dat dekt de lading eigenlijk wel mooi, want ook wij journalisten van Quote waren destijds onder de indruk van de volharding waarmee deze mensen hun noeste arbeid verrichtten – want dat was het vaak: klagen als vorm van dagbesteding.

Daar kan je lacherig over doen, maar mijn ervaring heeft geleerd dat échte querulanten meestal tragische wezens zijn, Don Quichottes tegen wil en dank die de strijd aangaan met het systeem omdat zij daar ooit, om wat voor reden dan ook, zijn vastgelopen. Het kan ons allemaal overkomen.