Selecteer een pagina

Hoe zat het ook alweer? Hij wilt wel, maar zij wou niet

Veel studenten uit Noord-Holland schrijven ‘hij wilt’. Vaak zijn ze stomverbaasd als je ze erop wijst dat dat niet goed is. Het druist in tegen hun taalgevoel. Helemaal als ze horen dat ‘jij wilt’ wel correct is en in schrijftaal zelfs de voorkeur heeft boven ‘jij wil’.

Willen is een van de lastigste werkwoorden om te vervoegen.

Ook de verleden tijd is niet eenvoudig. Want moet je zeggen ‘ik wilde gisteren vroeg naar bed’ of ‘ik wou gisteren vroeg naar bed’? Deze zinnen zijn allebei goed, maar er is een betekenisverschil. ‘Wou’ is informeel, ‘wilde’ is formeler. In schrijftaal heeft ‘wilde’ de voorkeur, in spreektaal kun je beide varianten hanteren. Maar in een zakelijke of formele setting heeft ‘wilde’ ook in spreektaal de voorkeur.

Zo vervoeg je het werkwoord willen:

(het sterretje geeft de informele vorm aan)

Tegenwoordige tijd Verleden tijd
ik wil ik wilde / ik wou*
jij wilt / jij wil* jij wilde / jij wou*
u wilt / u wil* u wilde / u wou*
hij wil hij wilde / hij wou*
wij willen wij wilden / wij wouden*
jullie willen jullie wilden / jullie wouden*
zij willen zij wilden / zij wouden*
When you een klap/aai wilt

When you een klap/aai wilt

Een dikke vette een. Dat is wat een student kan verwachten als hij of zij de taalnorm bij een in te leveren opdracht niet haalt. En terecht: in het grotemensenleven/grote mensenleven (kies maar) ben je gezien als hij vind en ik vindt, of nog erger: als hij wilt.

Maar de grote mensen, juist de taligen onder hen, zelf zijn voor elkaar een stuk schappelijker. Tenminste: als ze twitteren. Er is namelijk een universum waar je wegkomt zonder rechte zinnen (of echte zinnen, echte zinnen ja), zonder komma’s, zonder of juist teveel vraagtekens, foutief (ontbrekend) hoofdlettergebruik, te lange zinnen, foutief gespelde werkwoorden en, wel ja, verschillende talen in dezelfde zin.

Waar je kleuterzinnen worden omarmd, je kleutergrapjes grif worden geretweet.  En waarbij het leven zelf bingewaardige serie lijkt, die we met z’n allen met opwinding of afgrijzen van commentaar voorzien. Je zelf je overkomelijke foutje opblaast tot een episch falen.  Er is zelfs een aparte subcategorie – vooral door vrouwen: de when you per ongeluk (bijvoorbeeld dit, dit, dit, dit, dit en ook nog eens dit).

Dat houdt me meestal aardig van de straat, maar sinds ruim twee jaar ga ik naar een opleiding Professionele Communicatie, waarin de essentie is dat je de ander ook op diens onbewuste lagen probeert te begrijpen en te coachen. De opleiding is deels gebaseerd op de (communicatie)theorie Transactionele Analyse, die stelt dat ieder mens aangeraakt wil worden en wil aanraken. In het Engels: strokes, dat zowel klap als aai kan betekenen. Want als we niet geaaid kunnen worden, vinden we de klap ook best. Zo lang we maar aangeraakt worden.

En dat is natuurlijk precies waarom sociale media het sinds een jaar of tien zo van andere media wonnen. Dat je met een paar lepe woorden of zinnen, een kekke foto of een maf filmpje gezien en gewaardeerd wordt, op z’n minst door je followers/friends/besties en wie weet wel een like van die influencer: je lijf komt dopamine tekort. Wees een dagje viral en je ego moet er weken van herstellen.

Maar dan is nog niet beantwoord waarom de geoefende twitteraars (gemiddeld hoogopgeleid, links, urbaan) hun taal soms zo infantiliseren. Welnu, hier een theorie.

Net zoals je in je echte leven liever niet om een knuffel vraagt, maar ‘m liever spontaan krijgt, wil je op je social media (althans: twitter) ook niet uitstralen dat je zit te vissen. Oplossing 1, die van de massa: deel een blijdschap – liefst geen verhulde opschepperij, want dan wordt je gepakt – of deel oprecht verdriet. Honderden likes en emoji’s zijn je deel

Maar als je arsenaal in deze emoties niet toereikend is, omdat je té veel in je hoofd zit én te weinig meemaakt, is er altijd nog oplossing 2: fabriceer kindertaal. Op het oog zonder tussenkomst van je interne eindredacteur, ogenschijnlijk rechtstreeks uit het hart. Zolang de zin de Hogeschool-norm maar niet haalt.  Of combineer 1 en 2. En daarmee raak je ook het kind in de ontvanger. Doorgaans geen honderden aaien over de virtuele bol, maar genoeg om te weten dat je gezien bent. Weer een kerfje op je onsterfelijkheid.

En ja, natuurlijk doe ik daar aan mee, want ook ik wil strokes. Zonder veel succes, trouwens. Daarom maak ik liever infantiele miniquizjes.

Nathan Vos

Ik ontwerp, ik ontworp, ik heb ontwurpen

Wij taaldocenten hebben het er maar druk mee: de SOS-colleges. Dé bijspijkergelegenheid voor onze eerstejaars media- en communicatiestudenten. Binnenkort krijgen ze een officiële taaltoets en ik gun iedereen een voldoende. Maar vooral: ik gun de mediawereld straks weer een lichting afgestudeerden met een goede taalbasis. Dus stort ik me op de vier keer honderd minuten, die bol staan van aandacht voor taalstruikelblokken en oefeningen met werkwoordspelling. Je weet wel, de het gebeurds en de wordt jijs. De hij wilts en de zij verbredes. De hij uploads en de jij lachttes.

Het ís ook niet makkelijk, getuige de fouten die we nog regelmatig in de media tegenkomen. Maar hé, deze hoef ik toch niet uit te leggen?

(Uit: FD Persoonlijk – weekendmagazine)

 

Uitdrukking van de dag: een roepende in de woestijn

‘Jij zeurt ook altijd over taal’, zei mijn elfjarige dochter pas tegen me. Ze heeft wel een beetje gelijk: uitspraken als ‘hun hebben al vakantie’ en ‘hij wilt geen suiker in de thee’ kan ik maar moeilijk laten passeren. ’t Is niet per se mijn mooiste eigenschap, maar ik mag graag luidkeels sprekers op de tv verbeteren. ‘Het is alleen beseffen! Zonder zich!’. Tevergeefs, natuurlijk. Mensen op de tv horen mij niet en wie het wel kan horen, trekt zich er weinig van aan. Ik ben een roepende in de woestijn. Een uitgedorst, oververhit driftkikkertje dat zich tegen de zandstormen in hees schreeuwt.

Een ‘roepende in de woestijn’ is iemand naar wie niet wordt geluisterd. De uitdrukking heeft een bijbelse oorsprong en verwijst volgens de website etymologiebank naar Johannes de Doper, die in de woestijn preekte. Het is niet duidelijk hoe de uitdrukking deze betekenis heeft gekregen, want naar Johannes werd juist wél geluisterd.

 

 

Hun zeggen dat taalfouten niet bestaan

Collega’s, studenten, familieleden, winkeljuffrouwen: iedereen lijkt dol op de constructie ‘hun hebben’. Ik niet. Sterker nog, ik erger me er kapot aan. Net als aan ‘hij wilt.’

Taalgeleerden vinden dat niet terecht. Taal verandert voortdurend en vooral de constructie ‘hun hebben’ wordt zo massaal in heel Nederland gebruikt dat deze over niet al te lange tijd weleens gewoon geaccepteerd kan zijn.

Volgens Jelle Zuidema, taalwetenschapper van de UvA, is het wetenschappelijk perspectief op taalfouten – kort samengevat: ze bestaan niet. ‘Er is geen objectieve norm waar taal aan zou moeten voldoen. (…) Bovendien zien taalwetenschappers in het gemopper over taalfouten vooral de subjectieve oordelen van een zelfbenoemde elite.’*

Au! Daar word ik even weggezet als elitaire betweter.

Buiten de wetenschappelijk wereld is ‘hun hebben’ gelukkig nog wel keihard fout, in elk geval in de schrijftaal.

* Zuidema, J., ‘Relax – taalfouten bestaan niet’, in Dit wil je weten. Amsterdam 2014.