Selecteer een pagina

Uitdrukking van de dag: de laatste loodjes wegen het zwaarst

Het collegejaar is bijna ten einde, de vakantie lonkt. Maar zowel studenten als docenten moeten nog even doorbijten. De laatste opdrachten worden afgemaakt, er staan nog wat tentamens op de rol. En die moeten ook nog worden nagekeken.

En dat na een collegejaar dat van studenten en docenten heel veel vroeg. We probeerden “de tent” zo goed mogelijk draaiende te houden, maar dat viel niet altijd mee. Studenten hebben het helemaal gehad met die online colleges, en dat geldt ook voor docenten.

“Colleges en vakken beginnen zo op elkaar te lijken”, verzuchtte een van mijn studenten. Ik kon haar vertellen dat docenten onder precies hetzelfde lijden: alle klassen en studenten beginnen op elkaar te lijken. Voor docenten hebben klassen vaak een bepaalde kleur (leuk, rumoerig, kritisch, passief), maar online merk je daar veel minder van. En dankzij de chatfunctie leer je als docent vrij snel namen kennen, maar welke student aan die naam verbonden is, daar kom je niet goed achter.

De slotweken van dit collegejaar vragen dus veel van het doorzettingsvermogen van studenten en docenten: de laatste loodjes wegen het zwaarst.

Dat spreekwoord behoort tot de bekendere spreekwoorden, maar opvallend genoeg staat de herkomst niet helemaal vast. Loodje is in dit geval een stukje metaal, maar in welke situatie wegen de laatste loodjes zwaarder dan voorgaande loodjes? Volgens Onze Taal vermelden de meeste spreekwoordenboeken dat de uitdrukking ontleend is aan het wegen met een weegschaal met loden gewichten, waarbij de laatste kleine gewichtjes, de laatste loodjes, de doorslag gaven. Maar het zou ook kunnen gaan om drukletters of om loodjes die in de lakenindustrie werden gebruikt.

En voor alle duidelijkheid: het is loodjes met een d en niet met een t. Lootjes, daar is weinig gewichtigs aan.

 

Woordenboekspel 6 mei 2021

Het Ikzegookmaarwat-Woordenboekspel!

Wat is de betekenis van het woord acribisch?

 

IJsberen, mollen en spinnen

Ik maakte een afspraak met collega Suzanne voor een overlegje. De vraag is dan tegenwoordig: bellen of via Teams?

Suzanne was daar vrij uitgesproken over: “Bellen, want dan kan ik ijsberen!”. Een wijs besluit, dat ik sindsdien ook vaker neem. Voor je het weet zit je de hele dag alleen maar naar een scherm te kijken en ertegen te praten.

IJsberen betekent: rusteloos heen en weer lopen. Zoals ijsberen in kooien in dierentuinen doen. Volgens een artikel in het blad Onze Taal (te lezen op de Etymologiebank) is het Nederlands de enige taal waarin dit gedrag van ijsberen tot werkwoord is verheven. In het Duits is het bijvoorbeeld ‘herumtigern’, want ook tijgers in gevangenschap vertonen dat gedrag.

Het bracht me op de vraag hoeveel ‘dierenwerkwoorden’ er zijn. Spontaan kwam ik op mollen, spinnen, vliegen, tijgeren en mieren, maar bij enig speurwerk op internet bleek de collectie nog veel uitgebreider. En hadden creatieve twitterende taalliefhebbers er zelfs een naam voor bedacht: zoöniemen.

Sterker nog, er was zelfs al een subcategorie benoemd, de manlijke zoöniemen met testosteroncomponent: hengsten, stieren, rammen en bokken.

Daarnaast is er nog een onderscheid mogelijk in werkwoorden die wel en die niet zijn afgeleid van eigenschappen van dieren. Kauwen heeft bijvoorbeeld niks met de betreffende vogel te maken, maar tijgeren wel met de beweging van een tijger.

Zo leuk kan taal zijn!

Ik pleit er overigens voor om nog een subcategorie te onderscheiden: de werkwoorden die precies overeenkomen met de meervoudsvorm van het zelfstandig naamwoord. Ezelen, tijgeren en hamsteren zijn fraaie woorden, maar je hebt het over twee ezels, drie tijgers en vier hamsters. Kraaien, mollen, ijsberen, spinnen, zwijnen en mieren, om er een paar te noemen, hebben daarentegen de mooie eigenschap dat ze zowel een werkwoord als een meervoudsvorm aanduiden.