Selecteer een pagina

Woord van de dag: gebbetje

Een van mijn lievelingswoorden zou ik vandaag graag met jullie delen: gebbetje. Niet omdat ik nou zo’n bijzonder geestige aard heb, maar ik heb wél een zwak voor de volkstaal. Als getogen Maastrichtenaar kon ik mijn lol wel op (van ‘reijstartele’ tot ‘speijtuut’), maar nu heb ik al zo’n tien jaar mijn hart verpand aan ’t Amsterdamse, ook niet verkeerd.

Gebbetje is het Amsterdamse woord voor grapje. Volgens ons aller geliefde etymologiebank is het afgeleid van het werkwoord gabben, dat ‘gekheid maken’ betekent, gabben is vervolgens weer afgeleid van ‘gabberen’, waarmee ‘babbelen, wauwelen en spottend lachen’ wordt bedoeld.

Het enige jammere aan dit woord is, vind ik, dat ik het bijna nooit meer hoor. Ik wil daarom bij dezen alle lezers van deze post oproepen het woord mínstens één keer per dag te gebruiken – al dan niet vergezeld van een grapje.

Woord van de dag: huppeldepup

‘God zeg, hoe heet -ie ook alweer’
‘Het ligt op ’t puntje van mijn tong’
‘Ja, ehh dinges, huppeldepup’

Collega S hoorde twee vrouwen met elkaar praten. Hij vroeg in de docentenkamer wie het woord ‘huppeldepup’ wel eens gebruikte. ‘Dat is niet echt mijn stijl’, zei collega F, smalend. Een ander, collega J, gebruikte het juist frequent.

Een synoniem voor huppeldepup is  ‘dinges’ of ‘hoe-heet-het’ en je kunt het gebruiken als je niet op een naam kunt komen. De oorsprong van het woord is lastig te vinden in de krochten van het wereldwijde web. Wel is ‘huppeldepuppel’ opgenomen in Hugo Brandt Corstius’ Opperlande taal- & letterkunde, waarin lijvig wordt verteld over een Leidse geschiedenisprofessor die ooit het spelletje ‘aars-baars’ bedacht en vervolgens verschijnt een opsomming van meerdere ‘inwendig rijmende woorden’ waaronder, maar natuurlijk, ‘huppeldepuppel’. Leest u het gehele verhaal gerust hier nog eens na.

Ik ken Huppeldepup als de aap uit Roald Dahl’s klassiekers De Reuzenkrokodil en De Griezels, maar het blijkt ook een alleraardigste schoenenwinkel voor dames en kinderen te zijn, een kinderdagverblijf in Leeuwarden en een puppyschool in Buinerveen, of all places.

Of wellicht leuk om een keer met ehh huppeldepup naar Huppel The Pub te gaan?

Woord van de dag: verfomfaaid

Ik dacht altijd dat het ‘verfromfraaid’ was, tot op de dag van gisteren. Opeens corrigeerde een collega IZOMW’er me: ‘verfomfaaid is het’ – gelukkig hoorde ons lijdend voorwerp het niet.

Hoe raakten we in dit gesprek? We zaten in een niet nader te noemen Aziatische afhaaltent en opeens spotte ik een dame op leeftijd met grijs piekhaar, strenge bril, wijde zwarte jas. ‘Sprekend mijn schoonmoeder, maar dan de verfromfraaide versie’, fluisterde ik.

Enfin. Verfomfaaid betekent verkreukeld of verfrommeld. In het Nederduits gebruikten beroemdheden als de Gebroeders Grimm het werkwoord ‘verfumfeien’ om aan te duiden dat iemand zijn tijd aan het verdoen was met muziek en dans, met name in de kroeg. Verfumfeien was geen lang leven beschoren bij onze oosterburen, maar het afgeleide bijvoeglijk naamwoord ‘verfomfaaid’ mag zich volgens de fijne website Taalvoutjes.nl ‘in Nederland nog op veel aandacht verheugen’. En van de oorspronkelijke betekenis ‘verkwisten’ werd het een klein sprongetje naar de huidige betekenis.

Saillant detail: mijn schoonmoeder gaf me deze zomer een make-up cursus cadeau omdat ze vindt dat ik me ‘zo ontzettend slórdig opmaak’..

 

Woord van de dag: miesgasser

Ik zat met een vriend in een bruin café. Uiteraard aan de bar, mijn favoriete plek. De barman las Het Parool en vloekte binnensmonds. ‘Stelletje miesgassers’ noemde hij twee jongens die een 78-jarige vrouw in een rolstoel hadden beroofd.

Een miesgasser is een verachtelijk iemand. Het is zoals veel Amsterdamse woorden afgeleid van de Joodse taal. Miesgasser komt van het Jiddische ‘chazzer’, dat varken of varkensspek betekent.

Over dieren gesproken: we zaten in Kat inde Wijngaert en dat is een van de oudste cafés van de Jordaan. Voor de deur begon in 1886 zelfs de bekende volksopstand Het Palingoproer en ze delen gratis plakjes leverworst uit. Aanrader!

 

Woord van de dag: lazarus

Afgelopen week was ik op vakantie in Ierland. Wi-fi-loos én autoloos in ‘n dorp in the middle of nowhere: tien huizen, vijf pubs en twee elektronicazaken.

Door die autoloosheid hebben we veel gelift. Op een regenachtige middag belandden we bij een dronken Ier in de auto. Strontlazarus was de beste man. Zijn argument: “Girls I drunk whiskey áll day”. Wij vroegen vriendelijk doch dringend of hij ons er alvast uit kon zetten. Een half uur later zagen we dat onze dronkaard een politiebureau werd binnengebracht. Livin’ on the edge.

Lazarus betekent stomdronken. In het Nieuwe Testament is Lazarus zowel de naam van een met zweren bedekte bedelaar als van de broer van Martha en Maria die uit de dood wordt opgewekt. Waarschijnlijk bedoelde men met een lazarus een melaatse of iemand die een andere afschuwelijke ziekte heeft. Vandaar ook de kreet: Krijg het lazerus of: ben je belazerd? Ook oplazeren, naar het voorbeeld van opdonderen en lazeren (vallen) horen hierbij.

Maar met een goed glas whiskey hebben al deze betekenissen niets te maken.