Selecteer een pagina

Imagoprobleem

Top! Super! Heel tof! Leest lekker weg! Herkenbaar! Onze studenten oefenen vaak met feedback geven en wat opvalt: ze vinden elkaars geschreven werk vaak zowat het beste wat ze ooit gelezen hebben. Meestal vinden ze dat er niets op het werk van hun klasgenoten is af te dingen.

Feedback geven op een leeftijds- klas- en soortgenoot is niet zo makkelijk: sociale verhoudingen zitten in de weg. Door het aannemen van een kritische houding, loop je het risico door klasgenoten te worden weggezet als zeikerd, zeurkous of zeveraar (als volwassene loop je dit risico overigens net zo goed, maar dat terzijde). Je kunt dus maar beter oppassen met je wijsneuzige commentaar.

Toen na het klassikaal lezen van een kritische, maar vlijmscherpe recensie een student opmerkte: ‘Ik vind het allemaal wel heel negatief’, bleek bovendien dat feedback onder studenten geen best imago heeft. Inhoudelijke en goed beargumenteerde kritiek wordt begrepen als iets negatiefs! Ook kreeg ik na heel constructief verwoorde en in fluweel verpakte feedback eens de vraag: ‘Mevrouw, bent u boos?’.

Verbaasd vroeg ik waarom de student in kwestie dat dacht. Al pratende kwam ze tot de conclusie dat ze eigenlijk wel blij was dat iemand haar werk zo serieus nam. Iemand had de moeite genomen haar teksten écht te lezen. En ze zag hoe het beter kon, met slechts een paar ingrepen. Feedback – hoe kritisch ook – moet dan ook gezien worden als iets positiefs! Het is een daad van hoop. Het kan altijd beter.

Dit semester staat mijn onderwijs in het teken van imagoverbetering van feedback. Juist studenten die elkaar feedback geven die niet verder reikt dan ‘super!’ laten zich van hun meest negatieve kant zien.  Ze zeggen dan indirect: ‘Jouw werk kan niet beter. Dit is wat het is. Meer zit er niet in.’ Wat een pessimisme! Cynisch bijna! Het zou toch winst zijn als de studenten dit ook zo zouden zien? En elkaars werk serieus zouden nemen? Want met alleen ‘super!’ doe je dat niet.

Keizersnede

Vandaag is mijn uitgerekende datum: ik mag eindelijk gaan bevallen. Of ja ‘mag’, wellicht is het al gebeurd of duurt het nog een paar weken – dat weet je als zwangere helaas/gelukkig niet zeker. Daarom heb ik deze blogpost alvast geschreven, want een verstandige meid is overal op voorbereid.

Een paar vriendinnen zijn tegelijkertijd met mij zwanger. Waren, moet ik zeggen, want ze zijn momenteel allen in bezit van een blakende baby. Ook hebben ze alle drie in het ziekenhuis een keizersnede gekregen. Bij deze ingreep wordt de baby via de buikwand operatief uit de moeder verlost, zo valt te lezen op menig medische website.

De Latijnse benaming voor deze ingreep luidt ‘sectio caesarea’ en is, jawel, vernoemd naar de Romeinse heerser Julius Caesar, die zelf overigens helemaal geen keizer was. Volgens de Romeinse wetenschapper Plinius zou hij via een snede in de buik van zijn moeder ter wereld zijn gekomen. De naam Caesar werd in de Oudheid in verband gebracht met het Latijnse caedere [houwen, hakken, snijden]. Zo is de ‘sectio caesarea’ niet alleen een woordspeling tussen Caesar en caesus ‘gesneden’, maar ook een begin van de mythevorming om Julius Caesar als de goddelijke ‘ongeboren’ held aan te duiden.

Zijn moeder Aurelia heeft trouwens na de geboorte van haar kind nog bijna een halve eeuw geleefd, en daarom verwijzen menig historici dit verhaal naar het rijk der fabelen. In de tijd van Caesar werd de keizersnede zeker uitgevoerd, maar alleen als de moeder kort daarvoor was overleden of zeker was dat ze de bevalling niet zou overleven.

De eerste betrouwbare melding van een vrouw die een keizersnede overleefde, dateert trouwens uit 1500. De Zwitserse ‘varkenscastreerder’ Jacob Nufer kreeg van de rechter toestemming om zijn vrouw, die een moeilijke bevalling doormaakte, open te snijden. Ze overleefde de ingreep doordat sprake was van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap – ook geen pretje.

U kunt zich voorstellen: ik verheug me na dit soort research ontzettend op mijn eigen bevalling. Gelukkig hebben mijn vriendinnen de keizersnede overleefd, ze zijn zelfs weer helemaal op de spreekwoordelijke been. Dat biedt hoop. Moedig voorwaarts!

 

 

Woord van de dag: hovaardig

Tineke Bennema noemt Ruttes weigering excuses te maken voor de slavernijgeschiedenis ahistorisch en hovaardig (NRC, 26 februari). Ik heb van die woorden waarvan ik wel ‘voel’ wat ze betekenen, maar als iemand me het op de man af zou vragen, kan ik geen definitie geven.  ‘Euh’, stamelde ik, toen me gevraagd werd wat hovaardig nou precies betekende, ‘hoogmoedig geloof ik, maar wat dat nou eigenlijk is…’. We zochten het op in mijn oude Van Dale. Daar stond ‘ingebeeld, trots, hoogmoedig’. Het woord komt van het Middelnederlandse woord ‘ho’ (hoog) en ‘vaert’ (het rijden, het gaan): iemand die hoog te paard zat, verhief zich boven anderen. Het lijkt me hoog tijd dat Rutte van zijn high horse afkomt.

 

Sociolect

Ik ben een kakker. Geboren en getogen in het lommerrijke Gooi. Oké, we woonden in een vrij gemiddeld rijtjeshuis, mijn ouders hadden geen dikbetaalde banen, ik kan me niet herinneren dat ik mijn moeder ooit een parelketting heb zien dragen, mijn vader weet nauwelijks hoe hij een golfclub moet vasthouden en reed rond in een Ford Escort. Daarbij heb ik nooit gehockeyd en toen ik zestien werd kreeg ik geen Vespa, maar een cadeauset van The Body Shop.

Goois meisje? Mwah. Toch word ik mijn hele leven al zo gezien: ik praat nu eenmaal met een Gooise r.

De manier waarop je praat en de woorden die je (al dan niet) gebruikt zeggen iets over waar je vandaan komt. Dat kun je geografisch interpreteren – iemand uit Maastricht heeft een andere tongval dan een Tukker of een Amsterdammer – maar kan ook verwijzen naar de sociale groep waartoe je jezelf rekent.

Dat leidt soms tot pijnlijke situaties. Denk aan de beruchte ‘dad jokes’ (jolige vijftiger die aansluiting zoekt bij een stel pubers door knipogend een schuine woordgrap te maken), maar ook aan Dave Roelvink, die onlangs een bijzonder staaltje participatiejournalistiek liet zien door een keer of 97 ‘Wajo ouwe!’ te roepen tijdens de coronarellen op het Museumplein. Overdreven straattaal voor zo’n bevoorrechte jongen, vond men op ‘de socials’.

Met woorden communiceer je niet alleen praktisch, maar laat je tegelijkertijd zien waar je bij hoort. Vaak ontstaan binnen gezinnen bepaalde woorden en grapjes die alleen de leden van dat ene gezin begrijpen: een mooie illustratie van de band die de ouders en kinderen met elkaar hebben. Maar ook studenten hebben hun eigen jargon, net zoals makelaars, beautybloggers en fanatieke kijkers van Wie is de mol?

Inmiddels woon ik al twintig jaar niet meer in het Gooi, maar die regionale r zit er diep ingebakken. Vroeger heb ik nog wel eens een halfslachtige poging gedaan om die uit mijn spraaksysteem te krijgen, maar tevergeefs. En ik vind het eigenlijk wel goed zo. Het heeft ook wel wat, dan hoor je nog iets terug van mijn geboortegrond. Ben ik toch nog gooiser dan ik dacht.

Voor en tegen

Een van de grotere voordelen van het krijgen van kinderen is toch wel dat je getuige mag zijn van hun taalontwikkeling. De eerste woorden rond hun eerste verjaardag, die dan allemaal eindigen op een a. Smúllen. Of mijn oudste, die net had leren lezen, en dan van achterop de fiets in de Bloemenbuurt: “Mama, waarom staat daar Papa ver weg?”

Inmiddels is mijn jongste vijf en vreet ook hij letters. Dit weekend zaten we na een dag vol nieuwe woorden als sneeuwjacht en sneeuwduinen samen in bad. “S-l-a-p”, spelde hij. “F-u-t-l-o-o-s.” Hij had een shampoofles te pakken. Iets met gember en boshoning. Slap en futloos haar, stond er groot naast de honingraten op de verpakking. Ik fronste. Het deed me denken aan een oude scène van Koot en Bie, die ik (haartjes nat, nog even op) als tienjarige zag. Koot staat in de drogist, waar Bie hem vanachter de toonbank bestraffend toespreekt. “Een shampoo voor Normaal Haar zegt u? Nee, die worden niet meer gemaakt.’’

Mijn zoontje en ik pakten de andere flessen erbij – in een vijfpersoonshuishouden verzamel je veel halflege tubes. Beschadigd en breekbaar haar, las de volgende. Waar waren de shampoo’s voor zijdezacht en glanzend haar gebleven? Waar termen als revitaliserend, herstellend en verzorgend?

De nieuwe shampoofabrikant is een pessimist, zo bleek. De ene fles voorzag in een nog zwartere toekomst dan de volgende. Het enige waarin de verschillende merken van mening verschilden, was hun keuze voor het voorzetsel. Bij roos en een jeukende hoofdhuid. Voor pluizig en droog haar. Ik ben tegen, dacht ik. Net als Koot en Bie.