Selecteer een pagina

Veel taalgebruikers hebben moeite met het onderscheid tussen dat en wat. Ze zeggen bijvoorbeeld: ’Het shirt wat ik gisteren aan had, zit in de was.’  Deze zin is fout.

Wanneer gebruik je dat en wanneer wat als een betrekkelijk voornaamwoord? Een betrekkelijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar (betrekking heeft op) een woord of zin die eraan vooraf gaan.

Dat gebruik je als je verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord: ‘Het shirt dat ik gisteren droeg’. Shirt heet in dit geval het antecedent.

Wat gebruik je in drie gevallen:

1. Als je verwijst naar  een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, veel): ‘Er is iets wat ik niet snap.’

2. Als je verwijst naar een overtreffende trap: ‘Het mooiste wat mij ooit is overkomen.’

3 Als je verwijst naar een hele zin: ‘We gingen met de trein naar Frankrijk, wat veel goedkoper was’.