Wij van ikzegookmaarwat.nl zijn heus geen voorstanders van taalverruwing. Maar een enkele keer kan een krachtterm op zijn plaats zijn. Misschien kunt u op zo’n moment de verwensing lul de behanger eens overwegen.
De betekenis is – uiteraard – pejoratief. Een l de b is een sukkel, een domoor, een eikel (pars pro toto!). Maar door en door slecht is hij niet; de term is minder negatief dan bijvoorbeeld klootzak.
Wat een curieuze uitdrukking! Waar komt die behanger vandaan?
De term duikt op in het lied ‘In de Gracht’ (1988) van Raymond van ’t Groenewoud waarin hij zijn afkeer voor een schoolmeester beschrijft:
’t Is een echte lul de behanger
Of toch minstens zijn vervanger
Maakt een saaie uitleg langer
Maakt de bange jongens banger
De etymologiebank meldt dat het woord al veel ouder is en dat behanger in de volkstaal de betekenis van ‘prutser, knoeier’ heeft (zoals koekenbakker).
Ik vraag me af of Leen Jongewaard een vette knipoog gaf in de tekst van: “Op een mooie pinksterdag”
Morgen kan ze zwanger zijn
‘k Kan ook nog vandaag
’t Kan van de behanger zijn of van een Franse zanger zijn
Of iemand uit Den Haag.