Een van de moeilijkste kwesties in het Nederlands is het verschil tussen hen en hun. Des te irritanter is het dat het een kunstmatig onderscheid is. De zeventiende-eeuwse wetenschapper Christiaen van Heule wordt beschouwd als de bedenker ervan, omdat hij zo’n onderscheid wel chic vond. Lekker dan, van Heule!
Dit is de regel:
Hun gebruik je als meewerkend voorwerp: ‘Ik gaf hun een biertje’ Je kunt er in dit geval het voorzetsel ‘aan’ of ‘voor’ bij denken.
Hen gebruik je als lijdend voorwerp: ‘Ik zie hen’ of na een voorzetsel: ‘Ik gaf een biertje aan hen’.
Bij twijfel kun je de hele kwestie omzeilen door ‘ze’ te gebruiken: ‘Ik gaf ze een biertje’. Dit is informeler.
Nota bene. Hun als onderwerp van de zin is altijd fout: ‘Hun lusten wel een biertje’. Brr, verschrikkelijk.
(bron: onze taal)
Ik las daar over in ‘Onze Taal’, maar heb ik het dan verkeerd begrepen? ‘De spin joeg hun angst aan’, ‘hun’ is in dit geval het lijdend voorwerp. Overigens vind ik het een onnodig grammaticaal voorschrift.
Bij jouw voorbeeldzin kun je er ‘aan’ tussen denken (ook al klinkt dat misschien wat vreemd). In dat geval gebruik je ‘hun’.
Nee, het moet hier echt hun zijn. Misschien dat de aanwezigheid van aan in de zin je doet concluderen dat het hen moet zijn (volgens de redenatie ‘aan hen = hun‘). Maar aan is hier deel van het gelede werkwoord aanjagen, geen los voorzetsel.
Dat werkwoord heeft (in deze context althans) twee ‘voorwerpen’: het lijdend en het meewerkend voorwerp. Het lijdend voorwerp in je voorbeeldzin is angst; dus moet het andere voorwerp wel het meewerkende zijn, oftewel hun.