Selecteer een pagina

Een hals is een lichaamsdeel, dat hoeven we natuurlijk niet uit te leggen. Hiervan afgeleid zijn woorden als flessenhals, baarmoederhals en de hals van een muziekinstrument of boot.

Ons gaat het vandaag om de betekenis: ‘sukkel’, ‘domoor’. Hals is een goedmoedig scheldwoord dat je bij voorkeur hoofdschuddend uitspreekt: “Mijn god, Dylan, wat ben je toch een háls’ (als hij voor de derde keer die week zijn koffie omstoot).

Hals kun je op zichzelf gebruiken of in combinatie met het woord ‘onnozel’, de onnozele hals.

Dit is een mooi voorbeeld van de stijlfiguur pars pro toto. Je noemt een deel waar je het geheel bedoelt. Hals staat dan voor de hele persoon. Ook bij veel andere scheldwoorden zie je deze stijlfiguur (‘klootzak’ bijvoorbeeld). Het omgekeerde van een pars pro toto is een totum pro parte. Hierbij noem je het geheel waar je een deel bedoelt: ‘Nederland voetbalt vanavond tegen Spanje’ = het Nederlandse elftal speelt tegen het Spaanse elftal.