De favoriete carnavalskraker van mijn zwager Henk is het aanstekelijke lied van Ivo en de koffieboontjes. Pas op als u op de deze link klikt want u krijgt het deuntje gegarandeerd wekenlang niet meer uit uw hoofd:
‘Hé Bets, hedde gij nog koffiepads?
Want daar is onze Leo en die het zo gèr Senseo’
(vertaling: Hoi Bets, heb jij nog koffiepads? Want daar is Leo, die houdt van Senseo).
Dit ‘onze’ (Leo van de Senseo) kennen we in deze betekenis niet in het ABN. Het duidt in het Brabants een verwantschapsrelatie aan. ‘Onze’ Leo is je broer of je zoon.
‘Mensen van boven de rivieren’ sneren vaak dat carnaval een feest van louter zuipen en hossen is. Daarmee gaan ze voorbij aan de culturele betekenis die het carnavalsfeest heeft. Er is bijvoorbeeld tijdens carnaval veel aandacht voor de streekdialecten. Voor de diversiteit in het taallandschap is het belangrijk dat dialecten niet uitsterven.
Zo is het interessant dat het Brabants en Limburgs drie woordgeslachten kennen, onzijdig, mannelijk en vrouwelijk. Het ABN onderscheidt maar twee woordgeslachten, onzijdig en mannelijk/vrouwelijk. De drie woordgeslachten zie je terug in de lidwoorden en voornaamwoorden van het Brabants en Limburgs. In het Brabants spreek je bijvoorbeeld over ‘een’ vrouw en ‘ne’ man.
Amai, peisdekik nochtans da’n ’t ABN juust onder de rivieren gesproken werd zenne.
Vreemd eigenlijk: ne man – een vrouw.
(Je zou dan denken dat ne man een verkorting is van eene man)
Die -e suggereert een vrouwelijk woord.
In het Duits is het ein Mann – eine Frau.
In de Duitse spreektaal wordt zelfs wel ne Frau gezegd maar nooit ne Mann.
Ook het Frans is un homme – une femme.
@Henk Ik ben even op zoek gegaan. Het mannelijk lidwoord is nen. Die laatste n spreek je alleen uit voor een klinker of een h (nen hond) en vaak ook voor een T of D. (op nen dag)
Bedankt Lisette.
Ik ben opgegroeid met een Nedersaksische streektaal, dus met het Brabants ben ik niet zo bekend. Toch prachtig dat streektalen weer volop in de belangstelling staan.