Ik ben weer aan het nakijken. Recensies dit keer. Veel studenten beginnen hun zinnen met ‘Echter’. Echter is er al na 10 minuten een omwenteling waarneembaar. Echter hij heeft de Oscar niet gewonnen. Echter het boek valt tegen.
Echter is formeel, plechtstatig, en in de zinnen hierboven ook onnodig en bovendien ‘verkeerd geplaatst’.
Onze Taal leert dat echter een bijwoord met een tegengestelde betekenis is; het lijkt op maar, maar dat is een voegwoord. En dat heeft gevolgen voor de woordvolgorde in zinnen met maar en echter.
Het woord echter staat bij voorkeur ergens na de persoonsvorm; dan kan het niet vervangen worden door maar: Hij heeft echter de Oscar niet gewonnen.
Wie toch met echter wil beginnen, noteert een komma na het woord: Echter, dat boek viel tegen.
Toch nog een reactie. Ik begrijp wel de opmerking dat het gebruik van echter wat stijfjes aandoet, maar ik vind het toch zeker een bruikbaar woord in een tekst als spaarzaam alternatief voor het veel gebruikte woord maar.
Wat mij vaak opvalt bij het nakijken, is dat studenten ‘echter’ als voegwoord gebruiken voor een persoonvorm: “Ze moeten naar de les, echter gaan ze naar het café”.
Waarom??
Er speelt waarschijnlijk een combinatie van de volgende gedachtengangen:
1. Echter betekent hetzelfde als maar. Maar komt aan het begin van een (bij)zin, dus dan zal echter dat ook wel doen.
2. Echter is een bijwoord. Als je een bijwoord vooraan in de zin plaatst, moet je moet je onderwerp en persoonsvorm omdraaien: eventueel gaan we; morgen zitten we, etc. Dus zal dat bij echter ook wel moeten.
Resultaat: echter komt op positie 1 in de (bij)zin te staan als ware het een voegwoord, en met omdraaiing van onderwerp en persoonsvorm als ware het een vooropgeplaatst bijwoord. Wat jammer genoeg nou net de verkeerde conclusie is.
Dat wil zeggen, in het huidige Nederlands. Ik kom hier in een willekeurige tekst uit 1782 de volgende zin tegen:
Het ongeluk van de pestilentie […] verbitterde hun gemoed zodanig, dat zy, niet lang voor myn’ dood, my tot eene geldboete verweezen : echter koozen zy my naderhand tot hun Generaal (p. 36)
Of dit toentertijd ook al als ongewone constructie werd beschouwd, of juist de standaard was, weet ik niet (de ‘gewone’ volgorde komt ook meermalen in de tekst voor, bijvoorbeeld de beklaagde moet echter verschynen (p. 16), maar ze kwam in ieder geval voor.
Dat was en is wel mijn bedoeling om contact op te nemen, echter kan ik niet in de toekomst kijken.
Ik lees, ik ga contact opnemen maar kan niet in de toekomst kijken.
Neemt de persoon nu wel of geen contact op?
Altijd gedacht dat het een anglicisme was. Hoe vaak begint een zin met een tegengestelde betekenis in het Engels niet met ´However, …’, en hoe veel anglicismen zijn er inmiddels niet in het hedendaagse Nederlands geslopen!
Ik laat in het Nederlands nog steeds een zin nooit met “echter” beginnen, maar altijd met “maar”.
Ellen moet nog eens een opfriscursus Nederlands doen. Beide zinnen van haar zijn fout.