Ik las zojuist in de krant over een project dat sneefde omdat er na de verkiezingen een andere coalitie gevormd werd.
Sneven betekent sneuvelen, sterven in de strijd.
Bij mijn weten wordt het nu alleen nog maar overdrachtelijk gebruikt. Er sneven geen soldaten meer, maar slechts plannen, projecten en kabinetten. Bijna jammer. Niet voor die soldaten uiteraard, maar dat zo’n fraai woord ingelijfd is door de doorgaans lelijke beleidstaal.
Interessant; sneven kende ik nog niet, maar het was me meteen duidelijk dat sneuvelen hetzelfde woord is met het invoegsel -el-. Dat invoegsel maakt een werkwoord iteratief, d.w.z., het drukt een ‘herhalende’ betekenis uit: zie bijvoorbeeld druppen > druppelen; trappen > trappelen; schuiven > schuifelen, e.d. Sneuvelen betekende van oorsprong dan ook ‘herhaaldelijk vallen‘.
Dit heb ik vroeger nog op school moeten leren.
Ik had geen idee waar het over ging.
Het briesend paard moet eind’lijk sneven,
Hoe snel het draav’ in ’t oorlogsveld;
’t Kan niemand d’ overwinning geven;
Zijn grote sterkte baat geen held.
Het valt mij op dat ik de laatste jaren als ik de krant lees, veel het woordenboek moet opzoeken. Nu weer met sneefde.