Mijn ouders zijn vandaag 47 jaar getrouwd: vieren zij nu hun kasjmier of hun kasjmieren bruiloft?
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is een bijvoeglijk naamwoord dat iets zegt over het materiaal waarvan iets gemaakt is. Deze bijvoeglijk naamwoorden eindigen vrijwel altijd op -en: een katoenen jurk, een houten lepel, een nylon kous. Soms wordt -en toch weggelaten: een badstof broek, een chocolade eitje.
En het Nederlands zou het Nederlands niet zijn als er geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden bestonden waarbij we tóch geen -en schrijven: een polyster boot, een platina plaat.
Het huwelijk van mijn ouders valt in de categorie ‘mag allebei’. Vergelijk maar met mohair: je koopt eerder een mohair trui of een trui van mohair dan een mohairen trui.
Wel opletten met de voorbeelden die je kiest. Niet alleen eindigt “nylon” niet op “en”. Sommige samenstellingen met de stof nylon schrijf je bovendien in één woord, zoals nylonkous en nylonpanty. Maar nylon bloes schrijf je dan weer wel in twee woorden (als ik vanDale mag geloven).
Dank Edwin. En ook nu roep ik maar weer: ik zeg ook maar wat.
Ah, maar daar heb je het over twee heel verschillende constructies. In aaneengeschreven vorm hebben we te maken met twee zelfstandige naamwoorden in een samenstelling, waarbij de klemtoon op het eerste lid valt (nylonkous). Bij losschijving is er sprake van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord gevolgd door een zelfstandig naamwoord, met de klemtoon op het tweede lid (nylon kous).
Beide schrijfwijzen zijn dus mogelijk, zowel los als vast: ze betekenen namelijk nèt even iets anders. Het verschil is bij nylon, plastic e.d. nogal subtiel omdat die woorden geen aparte stoffelijke uitgang krijgen, maar bij een woord als hout zie je het onderscheid meteen: een houtzaag (analoog aan nylonkous) is iets heel anders dan een houten zaag (analoog aan nylon kous).
Meteen ook een goede herherinnering aan het belang van juist spatiegebruik. Ja, ik bedoel jou, Rijks Museum.