Iemand zei: ‘De les begint om twaalf uur.’
‘Volgens mij begint hij een uur later,’ antwoordde ik.
‘Nee hoor,’ zei de ander, ‘ik weet het zeker.’ Waarop hij enigszins triomfantelijk vervolgde: ‘Toevallig’.
Wat een merkwaardig gebruik van het woord toevallig is dit eigenlijk. Toevallig betekent meestal ‘niet gepland’, ‘bij toeval’. In het voorbeeld hierboven betekent het volgens mij iets als ‘dit staat vast’. Je spreekt het – anders dan bij het ‘gewone’ toevallig – uit met de klemtoon op beide lettergrepen.
Zo is het toevallig ook nog eens een keer.
Misschien snap ik de pointe niet helemaal, maar ik interpreteer hier toevallig als, Toevallig dat ik het weet. Dat hoor je wel vaker, iemand die iets zeker weet en dan zegt, Dat weet ik toevallig.
Van Dale:
bijw. van modaliteit,
naar het geval wil, als iets dat nu eenmaal zo is
toevallig wil ik dat helemaal niet