Taal beweegt. Elke dag komen er nieuwe woorden bij (retourpinnen, luchtvaartraadsel) en elke dag verdwijnen er woorden. Sommige woorden gaan honderden jaren mee, andere een korte tijd, bijvoorbeeld één kabinetsperiode (participatiesamenleving, Melkertbaan). En vaak is dat maar goed ook, want de woorden uit de Haagse politiek zijn vaak niet de fraaiste. Van andere woorden is het jammer dat ze verdwijnen. Wie heeft het bijvoorbeeld nog over ‘een mieterse fuif’?
Ook het woord deksels hoor je niet vaak meer. Deksels is een milde verwensing, een goedgehumeurde. Je kunt bijvoorbeeld je hond die je pantoffel kapot knaagt ‘een deksels beest’ noemen. Van Dale geeft als betekenis ‘drommels’ en ‘bliksems’, ook heel fraai én uitstervend. Deksels is een vervorming van het woord duivels. Deksels is duivels voor kinderen en andere nette mensen, duivels-light zogezegd.
Deksels kun je overigens niet alleen gebruiken als bijvoeglijk naamwoord maar ook als een uitroep: ‘Deksels, mijn pantoffel is stuk.’
In Friese contreien is bliksem (zonder s) heel gangbaar, soms versterkt met uibreidingen als Piebe of hynder. Onder sommige ouderen geldt de uitdrukking zelfs als onbetamelijk.
Maar ik ga dus nu per direct weer van ‘een mieterse fuif’ spreken, reken maar van jetje.
Voetbal- en deksels-liefhebbers kunnen hun hart ophalen bij commentator Evert ten Napel. Zo ongeveer in zijn eentje preserveert hij de plek van ‘deksels’ in het woordenboek.
Dik Trom was een dekselse kwajongen en Sietse en Hielke Klinkhamer werden ook vaak zo genoemd.