Hoewel ik een goed geheugen heb, vergeet ik vaak waar de boeken die ik las en de films die ik zag eigenlijk over gingen. Wel onthoud ik flarden: losse gedeelten*. Vaak een of twee zinnen die ik, wanneer de situatie dat vereist, citeer. Zo verzucht ik ‘moedig voorwaarts’ (Gerard Reve) als het leven tegenzit en ‘kantoorbediende was beter geweest’ (J.J. Voskuil) wanneer mijn les niet ging zoals gehoopt. Doe ik twee dingen tegelijk, dan mompel ik: ‘Ik dubbel een dwerg’ (uit: Theo en Thea en het Tenenkaasimperium).
Ook gedichten kan ik niet onthouden. Wel dichtregels: de moeheid in een bootje (Hans Lodeizen), wie je ontmoet is nooit van wie je afscheid neemt (Marjolein van Heemstra), De Dood maakt iets belangrijk waar/Het Oog was langs gespoed (Emily Dickinson), Ik hou van vaders die hun hart toedekken (?)…
Dan zijn er nog flarden uit gesprekken die ik ooit opving. Geheel uit de context zijn die zinnen bij mij thuis een eigen leven gaan leiden. Van ‘ik zeg toch dat ik kies’ via ‘er viel een hele mantel van me af’ tot ‘ik zeg: Herman heeft ook zijn rechten’ en zo verder. Deze flarden zijn me het liefst omdat ze het wij-gevoel versterken.
* een flard is ook een afgescheurde lap, rafelige strook.
Mijn collega Garjan Sterk vond het gedicht waar ‘ik houd van vaders die hun hart toedekken’ uit komt. Het heet ‘Afscheid, werd geschreven door Lidy Peters en komt uit de bundel ‘De geur van natte meisjesharen’.
Afscheid
Een keer in de veertien dagen,
neem ik afscheid
van mijn vader.
Een lange man op het perron
geduldig wachtend bij het raam
daarachter ik.
Van afscheid nemen hou ik niet
en van wachten nog veel minder
maar door het glas
raken mij
zijn vermoeide ogen.
En ik ben druk
ik pak een boek
doe of ik
mijn kaartje zoek
hij wuift en kijkt mij
vragend aan.
Ik mag graag in treinen zitten die op tijd vertrekken.
Ik hou van vaders die hun hart toedekken.
Lidy Peters
Uit: L. Peters, De geur van natte meisjesharen, Holland, 1987.