Een interviewopdracht. Propedeusestudenten interviewden voor het vak Redactie en Journalistiek een van hun ouders. Het gesprek ging over hun schooltijd, hun jeugd en hun toekomst. Tot mijn grote verbazing kwam in veel van de interviews het woord ‘pubertijd’ voor op plaatsen waar ik zelf ‘puberteit’ zou schrijven.
Hoe zit dat ook al weer? Puberteit is ‘levensperiode waarin de geslachtsrijpheid intreedt en zich ontwikkelt’. Pubertijd is ’tijd van de puberteit, de puberjaren’.
Een betekenisverschil dus. Onze taal schrijft daarover: ‘Puberteit gebruiken we meestal als we het over de lichamelijke of psychologische veranderingen hebben die we in die periode doormaken: ‘In mijn puberteit had ik veel last van jeugdpuistjes.’ Pubertijd duidt meer op de periode waarin de puberteit zich voltrekt: ‘Ik heb een leuke pubertijd gehad.’ ‘
Aaardige toevoeging: ‘Overigens is het verschil tussen puberteit en pubertijd ook te horen: in puberteit ligt de klemtoon op de laatste lettergreep, in pubertijd op de eerste.’
En ja, ik ben u maar vast voor: Onze taal zegt ook: ‘Vaak zijn ook beide mogelijk. In zijn pubertijd/puberteit was mijn broer vaak erg opstandig.’ Maar ik ben hier zelf niet zo rekkelijk in.
Als we ze dan toch mogen omwisselen (ja dus) dan klinkt pubertijd toch veel zachter én Nederlandser dan puberteit, wat eigenlijk een verbastering is van het Franse puberté, waar de klemtoon ook achteraan gelegd wordt. Pubertijd klinkt mij alvast ook positiever in de oren. Recenter toegevoegde woorden aan ons aller standaardwoordenboek zijn: puberkind en puberleeftijd.