In de trein zit een meisje luid te bellen met haar moeder (‘hee mam’) als de conducteur langskomt. ‘Wees eens even stil,’ zegt ze in haar telefoon, ‘ik kan die gast van de kaartjes niet verstaan.’ De conducteur doet geamuseerd de groeten aan de moeder. ‘Ma, je moet de groeten van hem.’
‘Wees eens stil’ is een gebiedende wijs van het werkwoord ‘zijn’. De vorm ‘wees’ is een uitzondering, want vrijwel altijd is de gebiedende wijs de eerste persoon enkelvoud: ‘kom hier’, ‘ga weg’, ‘eet wat’. Bij het werkwoord ‘zijn’ is de eerste persoon enkelvoud ‘ben’: ‘ben eens stil.’ Nou is dit zeker niet fout, maar iets meer spreektaal dan ‘wees eens stil’, dat meer standaardtaal is.
Onze Taal signaleert voorzichtig dat de vorm met ‘ben’ in opmars is.
Ik ken de ‘ben’-variant vooral uit Brabantse hoek, zoals in de liedjes van Gerard van Maasakkers.
Wees komt van het werkwoord wezen en kan ook.
“ben eens stil” is wel degelijk ‘gewoon’ fout.
Ik ben het overigens met Gerard van Maasakkers eens dat de vorm “ben” als gebiedende wijs van zijn, vooral veel in Brabant voorkomt.
In Vlaanderen is “Zijt eens stil” het meest gebruikelijk.
“Wees” komt ook voor, maar minder.