Selecteer een pagina

Linke soep

Woensdag was Zembla’s onderzoeksjournalist Ton van der Ham te gast in ons auditorium. Hij vertelde studenten over de totstandkoming van de uitzending over De Verzuimpolitie en het gelijknamlige boek. Een interessant, spannend en inspirerend verhaal over onderzoeksjournalistiek. “Af en toe”, zei Van der Ham, “denk je wel ‘oei, linke soep’.”

Ik spitste mijn oren: linke soep! Dat hoor ik mijn vader ook vaak zeggen, maar waar komt die uitdrukking vandaan en wat betekent ze eigenlijk? Link betekent leep, gevaarlijk – maar wat heeft dat met soep te maken? Ik heb het antwoord (nog) niet kunnen vinden. Wellicht weet de bloglezer raad?

 

 

Woord van de dag: bedilzucht

Ik ken iemand met een schoonzus from hell. De bedilzucht van deze vrouw is legendarisch. Ze bemoeit zich óveral mee, regelt alles met ijzeren hand en duldt daarbij geen tegenspraak. Als je er iets van probeert te zeggen, is haar weerwoord: maar ik bedoel het toch goed?! Dat kan zijn, maar in de uitvoering gaat het dramatisch mis.

Wat gek eigenlijk dat er nog nooit een tv-format over schoonfamilies is bedacht. Daar kun je zo een heel seizoen mee vullen, vol geheimen die niet uit mogen komen, botsende karakters, bedilzuchtige schoonmoeders en ellendige feestdagen. Gegarandeerde kijkcijferhit!

Bedilzuchtig is de neiging alles te willen bedillen, regelen. Bedillen is betuttelen. Het stamt af van het Middelnederlandse ‘dillen’ dat ‘kletsen’ betekent.

Bron: Etymologiebank

 

Woordenboekspel 4 december 2014

Het Ikzegookmaarwat-Woordenboekspel!

1. Wat is de betekenis van het woord bintanker?

 

 

Woord van de dag: plebs

Zondag heb ik ontbeten met vriendin A. We zaten tien jaar bij elkaar in de klas en ze was een weekend in Amsterdam. Even bijpraten dus. Voor jullie informatie: A. komt uit een ‘goede familie’, draagt ‘kekke laarsjes’ (haar woorden) en zegt ‘ijskast’.

Ze vertelde over haar koophuis, schoonmoeder en ervaringen met de Kalverstraat – een drukke winkelstraat die ze moest doorkruisen om bij mijn huis te komen.

‘Wat een plebs loopt daar rond’, verzuchtte ze. ‘Plebs’ betekent ‘gepeupel’ of ‘schorremorrie’ (Van Dale). Het komt van het Latijnse plēbēs dat ‘het gewone volk, de lagere klassen’ betekent.

Ik bestelde trouwens een croissant met jam. ‘Jám?’, reageerde A. ‘Dat is kaviaar voor de armen.’ Ze moest erom lachen, maar ik vrees dat ze het meende.