Selecteer een pagina

Vorig jaar zag ik een schandalig dure winterjas in een etalage. Ik was op slag verliefd, wat een schitterende jas was dit. Maar buiten budget. Jammer dan.

Ik was er al vier keer langs gefietst toen ik bedacht dat ik zo’n mooie jas waarschijnlijk vele winters lang zou dragen. Als je de prijs dan bijvoorbeeld door vijf deelde, was het opeens een heel voordelige jas. Dat is de betere wiskunde natuurlijk.

Sindsdien loop ik te shinen in mijn mooie jas. Ik draag hem nu voor de tweede winter en ben er nog steeds zeer mee in mijn nopjes. Want hij is nog als nieuw en heerlijk warm bovendien. Deze week complimenteerde een collega me ermee: toen was ik nog even extra in mijn nopjes.

Als je in je nopjes bent, ben je ergens gelukkig mee. De term stamt uit de kledingindustrie. Nopjes zijn pluisjes of stipjes. Wie kleding met nopjes draagt, is feestelijk gekleed en heeft het dus naar zijn zin.

Bron: Etymologiebank