Het kan u niet ontgaan zijn: vijf dagen geleden was er een gijzeling in Parijs. Bij een gijzeling is er altijd verwarring over wie nu de gijzelaar is: de persoon die gijzelt of degene die gegijlzeld wordt?
Welnu: een gijzelaar is iemand die gegijzeld wordt, die persoon kun je ook ‘gegijzelde’ noemen. Een gijzelnemer is is degeen die iemand gijzelt.
Afleidingen op -aar hebben vaak de betekenis van ‘persoon die de door het werkwoord genoemde handeling verricht’. Denk aan bedelaar en handelaar. Het woord gijzelaar vormt daarop een uitzondering, net als martelaar. (bron: taaladviesnet)
De eerste keer dat ik een verwarring zag in het gebruik van het woord “gijzelaar” was ten tijde van de treinkaping bij Wijster in december 1975. In het begin van die actie werd systematisch over “kapers” bericht, later werden het gijzelaars, volkomen terechte woordkeuze in die tijd! Tot iemand (een journalist meen ik me te herinneren) opperde dat gijzelaars eigenlijk vastgehouden worden en dat de kapers dus gijzelnemers moesten zijn. En zo ontwikkelt taal zich blijkbaar met horten en stoten en, vooral, soms onlogisch. Tot op vandaag staan beide mogelijkheden voor gijzelaar (de actievoerder én de persoon die de actie ondergaat) in Van Dale!