Selecteer een pagina

Collega Simone hobbelt met krukken door de school: ze heeft een gipsvoet door een operatie aan haar voet. Voorlopig is ze nog even veroordeeld tot gemakkelijke schoenen, maar ze droomt alvast van zomersandaaltjes en hoge hakken. Straks. Ooit.

Het is een familiekwaal want ook Simone’s moeder is niet tevreden over haar voeten. ‘Daar kom ik weer met mijn hosklossen,’ verzucht ze.

 

Het werkwoord hosklossen is een samensmelting van hotsen en klossen en is een klanknabootsend woord (onomatopee). Het betekent ‘lopen zonder je voeten behoorlijk op te tillen’. Met klompen aan klinkt dat dan als hotsklos.

Het zelfstandig naamwoord hosklos betekent ‘een lomp persoon’, iemand die zijn voeten niet optilt dus. Maar Simone’s moeder gebruikt het voor lelijke grote schoenen. Ik vind deze nieuwe betekenis een aanwinst voor het Nederlands.

 

Bron: WNT