Selecteer een pagina

Een student vraagt me naar de auteur van een artikel dat we vorige week in het college bespraken. Ook mij is de naam ontschoten. ‘Ik moet even prakkiseren’, zeg ik, ‘dan kom ik er zo wel weer op’.

‘Grappig woord’, vindt ze. ‘Is het iets van vroeger?’

Prakkiseren is spreektaal en betekent ‘actief nadenken’. Het wordt ook wel als prakkeseren geschreven. Het is afgeleid van praktiseren, dat ‘een beroep of praktijk uitoefenen’ betekent. Het woord komt al sinds de achttiende eeuw in het Nederlands voor. Maar ik heb niet kunnen vinden of het woord inderdaad wat ouderwets is en minder vaak gebruikt wordt door jonge taalgebruikers. Weet een van onze lezers dat wellicht?