De secundaire arbeidsvoorwaarden van mijn baan zijn dik in orde. Met name de collega’s dragen bij aan mijn werkplezier. Het is goed volk, een enkele uitzondering daargelaten natuurlijk. Met de collega’s aan mijn ‘bureau-eiland’ nemen we in de ochtend het leven door, dat gaat van lipstick in de metro (je bent een beetje uitgeschoten) via de fermentatietrend (onsmakelijk!) tot het nieuws van de dag (meestal zorgelijk). Met name de snaakse opmerkingen van Wim zorgen ervoor dat we soms al voor half negen slap over onze bureaus hangen van het lachen. Daarna gaan we de rest van de dag zoet werken, hoor.
Snaaks betekent guitig, grappig. Het woord bestaat als sinds de zestiende eeuw in het Nederlands en had toen min of meer dezelfde betekenis. Het woord wordt niet veel meer gebruikt in het hedendaagse Nederlands.
Bron: etymologiebank
Maar in het Afrikaans nog wel, waar het (ook) ‘raar’, ‘vreemd’ betekent. (Hoor het hier op 0:18 bijvoorbeeld in die betekenis gebruikt worden door Charlize Theron.)
Een snaak, dat je nog weleens hoort, is oorspronkelijk een grappig persoon, maar werd later ook een vreemde snuiter. Snaken is een nevenvorm van snakken, aldus de Van Dale.
In mijn tienerjaren kenden we ook wel een “snaak”, maar de betekenis die wij daarmee verbonden, vind je niet in van Dale. Voor ons was het een niet helemaal bij de tijd zijnde (meestal jongere) medestudent, nog wat groen achter de oren. Misschien een puur plaatselijk gebruik?