Selecteer een pagina

De TLJ-techniek

Zie dit beeld:  een volle treincoupé op donderdagmorgen in de spits. Mensen staan en checken stilletjes hun mobiel  maar ergens in die volle ruimte zijn  twee jonge moeders druk in gesprek. Tenminste:  een van die twee is volop aanwezig vooral door de manier waarop ze spreekt. Deze vrouw hanteert een techniek die me al vaker is opgevallen en die ik  de TLJ-techniek noem. Ik hoor die vooral bij jonge, drukke managermoeders.

Hoe gaat het in zijn werk? Ongeacht het onderwerp, neemt de vrouw elke keer na een of twee zinnen een teug lucht (TL) en zegt dan  tegelijkertijd JA (J).  Zo’n ‘ja ‘komt dan van heel diep en houdt het midden tussen een tevreden zucht en een kreun. Het resultaat is wisselend qua lengte: ze produceert heel korte maar af en toe ook een langgerekte TLJ.

Het wordt nog beter als er naast genoemde techniek een aanvulling komt in de vorm van heel snel uitgesproken jajajaj of  en een enkele neeneenee.

Bij Sloterdijk stappen veel mensen uit en kan ik de dame in kwestie zien. Pittig gesticulerend en met rode konen en dan steeds die diepe klankgrom. Ik ga thuis oefenen denk ik.

 

Uitdrukking van de dag: de dood of de gladiolen

Opeens was ik werkloos – of nou ja, opeens, ik zag het al een tijdje aankomen maar het daadwerkelijke eind kwam tóch abrupt. ‘Kop op!’ en ‘Niet getreurd,’ riep mijn omgeving. ‘Jij vindt zo weer wat’ en ‘Een crisis een kans.’ Die laatste opmerking getuigt van een soort positivisme dat mij vreemd is, maar ik besloot toch iets te gaan doen wat ik anders nooit gedaan zou hebben. De dood of de gladiolen, dacht ik. En zo werd ik op mijn 47ste stagiair bij – hoe toepasselijk – De Gladiool, een satirisch platform dat gerund wordt door twee inspirerende, originele geesten van rond de 30. Een kans die ik met beide handen aangreep.

De dood of de gladiolen komt volgens Onze taal waarschijnlijk uit de wielersport* en betekent ‘ik waag het erop; het wordt een mislukking of een glorieuze overwinning; alles of niets’. Een overwinning op mezelf is het sowieso. Of het nou alles wordt of niets.

*‘Als een wielrenner een koers of rit gewonnen heeft, krijgt hij op het podium een grote bos bloemen (de ‘gladiolen’). Om te kunnen winnen, moet een wielrenner vaak al zijn krachten aanspreken én het lef hebben om een beslissende versnelling te plaatsen’

 

Hoe zat het ook alweer? Nattevingerwerk

Scriptiebegeleiding. De student in kwestie heeft het goed gedaan, maar een bepaalde passage is niet onderbouwd. “Dat is nog een beetje nattevingerwerk”, zeg ik.

Een paar dagen later krijg ik een verbeterde versie. “Het natte vingerwerk is aangepast”, staat in de begeleidende mail.

Ho! Stop! Ik krijg ongewenste visioenen.

Soms luisteren spaties vreselijk nauw.

Nattevingerwerk (zonder spaties) is giswerk, niet onderbouwd en nogal slordig. De uitdrukking komt van de gewoonte om een windrichting te bepalen door je vinger in je mond te doen en hem daarna in de lucht te steken. Ook niet zwaar onderbouwd.

 

 

Woord van de dag: ansichtkaart

‘Groeten uit Delden’, stond er op de ansichtkaart die ik tussen mijn post vond. Aangenaam verrast draaide ik de kaart om. ‘Liefs van oom Geurt en tante Brechtje’. Ik heb geen oom Geurt en tante Brechtje. Mijn buurvrouw Liesbeth blijkbaar wel, de ansicht uit Twente was aan haar gericht.

Ansichtkaart is geen volbloed Nederlands woord. ‘Ansicht’ stamt uit het Duits en betekent het aanzien, de afbeelding. Het Nederlands bevat überhaupt vrij veel Duitse leenwoorden, maar het is an sich opmerkelijk dat juist deze term zo ingeburgerd is, omdat er sowieso een goed Nederlands equivalent voor bestaat: prentbriefkaart.

In zijn boek Van Aalmoes tot Zwijntjesjager uit 1980 wond neerlandicus P.H.Schröder zich nog vreselijk op over het gebruik van het woord ansichtkaart. ‘Volkomen overbodig’ en ‘klakkeloos overgenomen’, foetert Schröder. ‘Nog erger maken zij het die ansicht vertalen met aangezicht, een woord dat in het Nederlands alléén gelaat betekent en nooit prentbriefkaart’.

Kan zijn, maar ik vind het gewoon jammer dat er bijna uitsluitend ongezellige reclamefolders en belastingaanslagen in mijn brievenbus belanden. Een ansicht, pardon, prentbriefkaart uit het pittoreske Delden is immers veel leuker.

Groeten uit Delden

Groeten uit Delden

 

 

 

Slachtoffertje

Afgelopen week werd een negenjarig jongetje op de Reeuwijkse plassen overvaren door een boot. Hij kwam daar bij om het leven. Gratis dagblad Metro wijdde er een artikeltje aan. In het stukje staat de volgende zin: “Waarschijnlijk is het slachtoffertje achter op de boot gaan staan en werd er vervolgens gas gegeven.”

“Slachtoffertje,” media zijn dol op het woord, leert Google ons. Zowel in Nederland als in Vlaanderen. Zoals Nederlanders überhaupt al liefhebbers zijn van verkleinwoordjes.
Maar wat is er dan mis met “slachtoffertje”? Tafel wordt “tafeltje” wanneer die tafel klein is. Slachtoffer wordt “slachtoffertje” wanneer het slachtoffer een kind is. Logisch. Toch?

Hier wreekt zich het verschil tussen dingen en levende wezens. Verkleinwoorden van dingen hebben uitsluitend te maken met de maat van het object. Een Volkswagen Kever is een autootje. Een bed in het huis van de Zeven Dwergen is een bedje. Maar wanneer mensen een verkleinwoord gebruiken voor andere mensen of voor dieren, doen zij dat om hun vertedering uit te drukken – ironie even buiten beschouwing gelaten. Wij zeggen “wat een schatje”, “dotje”, en soms ook “drolletje” (ook typisch Nederlands: de liefde voor de ander die wordt uitgedrukt in poep) bij het aanschouwen van een kleuter in een box, of van een Labrador puppy die met gesloten ogen lurkt aan de tepel van zijn moeder. Maar welke vertedering heeft het jonge slachtoffer? Is het vertederend wanneer een kind is geschept door een bestelbusje? Of wordt het verkleinwoord gebruikt om de zieligheid te benadrukken van het feit dat juist een kind het slachtoffer is?

“Slachtoffertje” is pervers. Iets wordt schattig gemaakt wat niet schattig is. Als het alleen maar om de leeftijd van het slachtoffer te doen is, dan zouden media ook de jonge dader een verkleinwoord moeten geven: “Het verkrachtertje werd later in het Prinses Wilhelmina Plantsoen gearresteerd.” Of: “Het moordenaartje was net met zijn opa en oma naar de film ‘Bassie en Adriaan en het geheim van de schat’ geweest.” De lezer van deze zinnen zou denken dat de auteur er van een gevoelsarme gek is, een sadist. Immers: de hypothetische jonge daders worden schattig gemaakt. Alsof de verkrachting en de moord vertederend zijn.
Slachtofferschap is niet aan leeftijd gebonden. Een slachtoffer is een slachtoffer, ongeacht of het een bejaarde betreft of een peuter. “Slachtoffertje” doet afbreuk aan het slachtofferschap, maakt het vertederend, plaatst een fout strijkorkestje achter het leed dat het slachtoffer heeft ondergaan.