In het gebouw waar we werken mogen we beslist geen eigen apparaten neerzetten. Maar omdat het gebouw toch al volhangt met stekkers van laptops en telefoons hebben we ook maar gewoon onze waterkokers en koffieapparaten van huis meegenomen. En toen we toch bezig waren, brachten sommigen ook een koelkastje en een tv mee. Er is zelfs een collega die een ouderwetse droogkap naast zijn bureau heeft staan, een man nota bene.
Vorige week vloog er een waterkoker in de hens. Iedereen schrikken natuurlijk. Maar niet vanwege het brandgevaar, welnee. Maar omdat het wel eens het einde van de waterkokergedoogcultuur kon worden. Iemand nog thee voor de schrik?
Het woord hens is informeel voor brand. Je gebruikt het altijd in de vaste uitdrukking ‘in de hens staan’ of ‘in de hens vliegen’. De herkomst van het woord heb ik niet kunnen achterhalen. Misschien weet een van onze lezers het?
Het woord hens zit ook in de uitdrukking ‘alle hens aan dek’ die oorspronkelijk betekende dat alle matrozen (= handen op een schip = hens) aan dek moesten komen omdat er gevaar dreigde. De afgeleide betekenis is ‘iedereen moet keihard moet werken’. Bijvoorbeeld: ‘in de dagen rond de kerst is het in warenhuizen alle hens aan dek.’
Uit Mokum? Zie http://www.zuidelijkewandelweg.nl/archief/poezie/idioom.htm
Dikke kans dat het uit de Bargoense/Jiddische hoek komt inderdaad, maar ik kan vooralsnog niets specifieks vinden.
In Moormanns De Geheimtalen zie ik dat hens in het Bargoens ‘uur’ of ‘geld’ kan (kon) betekenen. Zou ‘in de hens’ dan misschien in de orde vallen van ‘in de papieren’, namelijk dat het een dure grap is als iets in de fik staat? Tja, lijkt me erg vergezocht, en ook hier wordt verder geen etymologie gegeven.
Ah! Er blijkt een werkwoord henzen bij te horen. Waarvan de etymologie verder onbekend is. Ja, hoor eens 😉
(‘Na 1950’, staat erbij, maar “in de hens” vind ik al in een krant uit 1940.)