‘Iemand nog een prangende vraag?’ vraagt een collega aan het einde van een bijeenkomst. Nee, dat niet. Maar ik blijf wel even hangen op ‘prangend’. Gek woord.
Het betekent dringend. Het is het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord prangen, dat drukken, knellen betekent. Prangen heb ik nog nooit iemand horen gebruiken als werkwoord (‘au, mijn schoen prangt). Het tegenwoordig deelwoord is volgens mij de enige vorm van het werkwoord die is overgebleven. Daardoor ‘voelen’ we prangend nu niet meer als een werkwoordsvorm, maar als een gewoon bijvoeglijk naamwoord.
Er is nog de uitdrukking, ‘een geprangd gemoed’, die hoor je niet vaak meer. Hier betekent geprangd dan meer benauwd en gekweld.
Vandaag las ik ergens het woord neuspranger. (Ook wel praam genoemd)
Lijkt me ook een zeer prangende kwestie.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Praam_(hulpmiddel)
“prangend” staat gewoon in van Dale als bijvoeglijk naamwoord, dat heeft weinig met “aanvoelen” te maken. Maar ja, het is ook een vorm van het overgankelijke werkwoord prangen. Nog minder gebruikt is wellicht het onovergankelijke werkwoord “prangen”, dat “prijken” betekent.