Wat een zalige uitvinding, die kerstvakantie. Het is sowieso altijd rotweer, dus het heeft geen enkele zin om iets te plannen. Je mag gewoon twee weken in je flanellen pyjama door het huis scharrelen, eens een puzzeltje leggen, eindeloos op een vakantiehuisjessite klikken of oude fotoalbums doorbladeren. En als er eens iemand om zeven uur ’s avonds aanbelt en je nog steeds in je pyjama treft, mompel je iets vaags over heel erg verkouden. Want dat is sowieso altijd iedereen in de kerstvakantie.
Nee, dat wordt vies afzien morgen, als de pyjama weer uit moet en we allemaal in onze nette jurk de collega’s de beste wensen moeten kussen (Leuk gehad? Ja, beetje druk wel, superveel gedaan). Of zal ik hem gewoon aanhouden, mijn pyjama, en iets vaags mompelen over heel erg verkouden?
Het merkwaardige woord pyjama komt via het Engels uit het Hindi of Urdu pājāma, pāi jāma, dat zelf ontleend is aan het Perzisch pāe jāmah. Oorspronkelijk was het in Azië alleen een wijde, luchtige broek, die door de Britten als nachtkleding werd geadopteerd. Nu gebruiken we het woord alleen voor een ‘hele’ pyjama. In het Engels is het woord overigens pyjamas, meervoud dus, net als trousers.
Bron: etymologiebank
Of van die mensen die steevast na 6 januari opmerken dat het ‘eigenlijk niet meer mag, maar…’
(Dat van een nette jurk aandoen vind ik dan wel weer een geinige tip; eens kijken of dat wél mag. 😉 )