Deze week hadden we bij taalvaardigheid een les over interpunctie. Aanhalingstekens, komma’s en puntkomma’s zijn nog weleens ingewikkeld, maar de punt is gelukkig gemakkelijk.
Alleen dat ene: is het nou eigenlijk de punt of het punt?
De punt is het leesteken. Afgeleid daarvan kan het ook een stip zijn. Ook het uiteinde van iets scherps is de punt (van een punaise, een mes). De taartpunt is van deze laatste betekenis afgeleid.
Het punt is een tijdstip (ik sta op het punt om te vertrekken) of een plaats (het punt waar de wegen samenkomen).
Je hebt onder meer ook ‘het punt’ in de betekenis van een onderwerp, zoals ‘ergens geen punt van maken’ en dat is vast verwant met ‘het punt’ dat je kan winnen bij een wedstrijd …
Maar hoe zit het dan met ‘de’ spits en ‘het’ spits? Vooral aan de aanduiding “het spits afbijten” kan ik maar niet wennen. Dat blijft onnatuurlijk klinken. Als het gaat om de aftrap geven, zou je de spits (van de toren/ijsberg die nog te gaan is) afbijten. Als ik iets (het) spits afbijt, dan zou dat betekenen dat ik uit een stomp voorwerp een hap neem waardoor dat spits zou worden. Hmmmm, doe mij maar de spits.
Zo ook ‘de’ cluster en ‘het’ cluster. Er wordt in mijn omgeving veel gesproken over ‘de cluster’ maar ik kan daar maar niet aan wennen.
Al weet ik niet welk ‘punt’ ik hiermee wil maken. Volgens mij ‘een’ punt.
Je hoeft er echt geen punthoofd van te krijgen, volgens “onze dikke” mag zowel “de” als “het” spits afbijten!
Hetzelfde voor cluster: de en het kunnen allebei.
Van Dale interpreteert ‘op het punt staan om te vertrekken’, hier overigens punt niet als een tijdstip, maar als een overgang in een andere toestand. En met wat fantasie kun je het punt hier dan ook als een vorm van plaats/overgang zien, de plaats waarvan je vertrekt.
[ Het kleine witte broodje dat we ‘een puntje’ noemen heeft twee puntjes. ]
Waarmee ik overigens ook nog eens wil zeggen dat Van Dale het niet altijd bij het rechte eind heeft en ook onvolkomenheden, onduidelijkheden en aperte fouten bevat. 😉