Selecteer een pagina

Woord van de dag: antimakassartje

Collega Rob plaatste deze week op Facebook een sepiakleurige foto van zichzelf, lezend in een oude omroepgids en gezeten voor een ouderwets tv-toestel. De piepjonge Rudi Carrell op het scherm versterkt de suggestie dat het hier gaat om een kiekje uit de late jaren vijftig of vroege jaren zestig. Over de rugleuning van de gestoffeerde oorfauteuil waarop Rob zit, ligt een gehaakt doekje dat opvallend wit afsteekt tegen de rest van de foto: een antimakassartje.

Het Nederlandse antimakassartje is afgeleid van het Engelse antimacassar. Dat woord is gevormd uit het voorvoegsel anti-, dat ’tegen’ betekent, en de naam Macassar. Die naam verwijst naar een in de negentiende en begin twintigste eeuw door mannen gebruikte haarolie. Deze makassarolie werd geproduceerd in de gelijknamige Indonesische havenstad. Een antimakassartje is in feite een soort antivetkuifkleedje: een lapje stof dat de rugleuning van fauteuils, sofa’s en canapés beschermt tegen vlekken veroorzaakt door de haarolie.

Oudere lezers herinneren zich misschien nog de aflevering van het Groot Dictee der Nederlandse Taal uit 1997, met als juryvoorzitter schrijfster Hella Haasse, waarin het woord antimakassartje voor veel deelnemers een struikelblok bleek te zijn. Het beschermende doekje was in die tijd ook al in onbruik, dus het is niet verwonderlijk dat (bijna) niemand wist wat het was, laat staan hoe het te spellen. De volledige dicteetekst, getiteld De Boekenwurm, lees je hier.

 

Woord van de dag: kwinkslag

Al zolang als ik me kan herinneren, ontbijt ik met een boterham met hagelslag. Altijd puur, bij voorkeur van Venz. Sommige gewoontes moet je niet veranderen. De hele acai-bessen/tarwegras/superfoods-ontbijttrend heb ik gewoon laten passeren.

Vorige week pakte ik per ongeluk de verkeerde hagelslag uit het supermarktschap. Ik zag het pas toen ik het pak kwinkslag thuis uit de boodschappentas haalde. Bah, aanstel-hagel.

 

Een kwinkslag is een geestig gezegde, een grapje. Het woord komt al sinds de vijftiende eeuw voor in het Nederlands en stamt vermoedelijk af van het woord quincken dat ‘zich snel bewegen, flikkeren, schitteren, kwinkeleren’ betekent.

Zouden ze bij Venz vanillehagelslag zelf ook een grap vinden?

 

 

Wolvenplan

Ik ben gek op Nederland. Nee, het weer is inderdaad slecht, maar verder hebben we het hier toch maar mooi voor elkaar.  Ik zou zo gauw niets kunnen bedenken wat we níet geregeld hebben. Gisteren werd er een nieuw plan toegevoegd aan onze lange lijst regels, verordeningen en protocollen: het wolvenplan.

Het is herfstvakantie en er is een Duitse wolf op vakantie op de Veluwe. Begrijpelijk; het ís ook heel mooi daar. De provincie Gelderland heeft ogenblikkelijk het landelijk wolvenplan uitgerold. Kennelijk lag dat al klaar sinds het bezoek van de vorige Duitse wolf.

Wat een beresterk woord, dat wolvenplan. Het klinkt eigenlijk meer als een heel groots en meeslepend plan. ‘Jongens, ik heb echt een wolvenplan voor een epische start-up.’

 

 

Uitdrukking van de dag: over de balk smijten

De kans dat hij het wordt is klein, maar collega Marcel zou een prima minister van financiën zijn. Marcel weet alles van financieel management. Maar misschien nog belangrijker: hij heeft er een hekel aan als er geld over de balk wordt gesmeten.

Een docent die een leuk project aan het opzetten is, kan van Marcel steevast de vraag verwachten: wat kost dat dan wel niet? Terecht natuurlijk, deze vraag. Onderwijs wordt met publieke middelen gefinancierd, dus het is zaak dat we op de kleintjes blijven letten.

De uitdrukking ‘geld over de balk smijten’ (of gooien) komt waarschijnlijk uit het boerenbedrijf. Er zijn oudere varianten waarin het niet over geld maar over hooi gaat. De balk bevindt zich in een stal waar het vee stond. Wie bij het voederen het hooi nonchalant de stal ingooide, liep het risico dat het hooi op een balk bleef liggen en dus werd verspild.

Er circuleert ook nog een andere verklaring voor de herkomst van de uitdrukking. Koopmannen in koren of meel gebruikten bij de verkoop een zogeheten maat, een soort vat waarin zij de juiste hoeveelheid van hun koopwaar konden afmeten. Dwars over deze maat zat een balkje. De koopman die de maat te vol stortte en zijn waar dus boven/over de balk gooide, gaf meer dan hij verplicht was en verspilde dus zijn waren.

 

Rijst(e)wafel

Normaal gesproken heb ik niks met rijstwafels (de geur alleen al!). Maar sinds kort houdt het magere tussendoortje me meer dan bezig. Gelukkig vanuit een interessante invalshoek; het gaat me namelijk om de schrijfwijze.

Zo legde ik onlangs in een college uit waarom je ‘rijstepap’ schrijft zonder -n (het woord rijst kent geen meervoud, dus rijstenpap is fout). Een wakkere student reageerde: “En waarom schrijf je dan rijstwafel en niet rijstewafel?” Goede vraag! Ik had er alleen geen antwoord op. Dus beloofde ik erin te duiken. En zo geschiedde. Alleen tast ik nu – twee weken later – nog steeds in het duister. De student heb ik inmiddels het antwoord gegeven dat ik zelf van de Taaladviesdienst kreeg: er is geen regel voor, het lijkt willekeur. Zij heeft het antwoord geaccepteerd. En ik? Ik wil zo graag grip krijgen op deze taalkwestie. Voor deze ene keer dus een Ik vraag ook maar wat’: waarom schrijven we niet ‘rijstewafel’?