door Erika Arps | 27 maart 2018 | Taal, Woordenschat |
Heerlijk, die taalcolleges met tweedejaars studenten. Een van mijn favoriete onderdelen is ‘woordenschat’. Studenten nemen een voor hen onbekend woord mee dat ze die week zijn tegengekomen. Zo kwam onlangs ‘dievegge’ ter sprake; de student in kwestie had er echt nog nooit van gehoord. Ergens snap ik dat wel. Waarom een vrouwelijk woord als het geslacht er niet toe doet; je spullen ben je toch wel kwijt. De uitroep “Houd de dievegge!” ooit gehoord? Natuurlijk niet. Tegen de tijd dat je de laatste lettergreep uitschreeuwt, is de crimineel al lang uit het zicht.
‘Dievegge’ klinkt eigenlijk veel te chic voor de vaardigheden die erbij horen. Als je de betekenis ervan niet kent, zou je het misschien best op je LinkedIn-profiel willen zetten. En nu we het toch over beroepen hebben: ik neig sowieso naar gelijke behandeling bij dit type benaming. Een docent is een docent, een redacteur is een redacteur… daar heeft sekse niks mee te maken.
Overigens lijkt het vrouwelijke woord ‘dievegge’ tegenwoordig enig in haar soort. Andere woorden die in het Middelnederlands eindigden op -egge, -ege of -igge, zoals meestrege (meesteres) en tavernierigge (herbergierster), staan niet meer in ons woordenboek.
Ik hoor mensen al reageren: “Juist daarom moet ‘dievegge’ behouden blijven!” Best een dilemma voor de taalpurist in mij.
door Suzanne Okkes | 23 maart 2018 | Taal |
Eind november vorig jaar kreeg ik van medeblogger Bertine het meesterwerkje ‘Net niet verschenen boeken’ van Gummbah cadeau. ‘Dit is geniaal!’, zei ze. Uit onze grote bewondering voor het absurdisme van Gummbah werd daarna al snel een nieuwe hobby geboren: net-echte Gummbah’s bedenken en elkaar met onze beste vondsten verrassen. In de praktijk houdt dit in dat ik niet meer kan stoppen met het verzinnen van buitenissige voornaam-achternaamcombinaties, die dan gekoppeld moeten worden aan een half-aannemelijke, literair klinkende boektitel. Eimert Schluck – Je kunt heel goed zonder nootmuskaatmolen. Zwanet van Poppel – Wreedheid zonder wroeging. Of: Guigje Sillevisch – Memoires van de meid. Dat werk.
Afgelopen woensdag verraste Bertine me met een nieuwe draai aan de Net niet verschenen boek-titels. ‘Ik heb net gestemd’, appte ze. ‘Op Stannie Bokveld van Gladiolen ’18. Geen idee wat het voor club is, maar soit’. Ik had best willen pareren met: ‘Ik op Miljana Hurker-DeRosen, van Mokumbaya My Lord’, maar ik dacht eigenlijk gewoon dat het écht was.
Want echt, het is nauwelijks meer een uitdaging om melige partijnamen te verzinnen. Zo had ik in het Amsterdamse stemhokje de keuze uit onder meer de Amsterdamse Juffers, de Anti-Scooter Partij, de Blije Burgers, Carryonthemove, of Samen Alle Mensen Eén Nederland (SAMEN). In mijn stadsdeel kwamen daar nog bij: Groen & blauw behoud in Zuid, de Lijst Berlage, en Vooruit met de Pijp. Bovendien waren er drie partijen die in het geheel geen naam hadden. Dit verschijnsel werd door stadsblad de Echo, zonder oordeel, als volgt toegelicht: ‘Deze mensen waren te laat voor het registreren van een naam. Er komt alleen het lijstnummer op het stembiljet te staan met daaronder de kandidaten, red.’
Soms is de realiteit net een echte Gummbah.
door Lisette Hilhorst | 15 maart 2018 | Gesignaleerd |
Omdat ik geen auto heb, leg ik alle stagebezoeken af met het openbaar vervoer. Als je op een dinsdagmiddag zacht schommelend in de streekbus naar Emmeloord zit, word je vanzelf erg zen. En je komt nog eens ergens.
Na vele jaren stagebezoeken valt op dat deze streekbussen om de paar jaar van eigenaar veranderen; iets met concessies en marktwerking. Alle bussen krijgen dan een nieuwe naam, nieuwe kleuren en nieuwe logo’s. Alle buschauffeurs krijgen een nieuw pak in de huiskleuren (met een shawltje voor de dames), er komen nieuwe bushaltes en de buslijnen krijgen een nieuw nummer. Wordt het daarmee voor iemand – reizigers of buschauffeurs – beter? Hahaha, nee.
Als je op een woensdagmiddag weer eens achterin die streekbus naar Valkenswaard zit, denk je vanzelf: kunnen we het geld dat hieraan besteed wordt, niet beter aan de buschauffeurs geven?
Die bus naar Valkenswaard heet tegenwoordig trouwens Bravo (daarvoor Hermes, Arriva, Connexxion, BBA, Ema). Het is de afkorting van ‘Brabant vervoert ons’.
Wat?? Daar klopt natuurlijk hélemaal niets van. Dat had toch Wij vervoeren Brabant moeten zijn? Wivebra! Alvast gratis tip voor de volgende eigenaar.
door Bertine Krol | 6 maart 2018 | Hoe zat het ook alweer?, Taal |
Tijdens het voorjaarsreces vorige week heb ik mijn voornemen om eens he-le-maal niets te doen helaas niet kunnen uitvoeren. Een pittige takenlijst en een trits sociale verplichtingen gooiden roet in het eten. Die had ik natuurlijk kunnen uitstellen tot na de vakantie, maar het (calvinistische?) plichtsbesef was sterker dan de zucht naar zalig nietsdoen. Dolce far niente, zoals de Italianen het noemen.
Een van de geplande bezoekjes was een kraamvisite. De jonge moeder was bevallen met een keizersnee, waarvan de datum al weken vaststond. Gelukkig bleek alles voorspoedig verlopen, met een blozende baby als resultaat. Moeders zelf lag er ook blozend bij en voelde zich uitstekend, ze had immers geen slopende horrorbevalling achter de rug en alles was weer netjes dichtgeniet. Het was haar derde keizersnee, dus de nieuwigheid was er wel af.
Daar lig je dan, alleen in een ziekenhuiskamer met je kleine spruit, die weinig aandacht behoeft en de tijd goeddeels slapend doorbrengt. Veel aanloop had ze niet, want het merendeel van de familie en vrienden stond ergens in de vrieskou op een Franse of Oostenrijkse berg. “Ik wil naar huis, ik verveel me hier stierlijk,” klonk het dan ook uit moeders mond. Ik kon een licht gevoel van jaloezie niet onderdrukken. Niet dat ik graag een blakend babyjongetje op deez’ aard’ had willen zetten, maar dat stierlijk vervelen had me heerlijk geleken. Een volle week he-le-maal niets doen. De luxe!
Je stierlijk vervelen heeft slechts zijdelings met runderen te maken, hoewel die doorgaans geen overvolle agenda hebben en ruim de tijd om chill te liggen herkauwen. ‘Stierlijk’ heeft hier de betekenis van ‘heel erg’, ‘in hoge mate’. De oorsprong ligt in de zeevaart. Zeelieden die de woeste baren missen als ze langer aan wal zijn dan gewoonlijk, gaan zich vervelen. Ze ‘hebben er het land aan’ dat ze nog niet terug naar zee kunnen. Om het kracht bij te zetten werd het later ‘het land hebben als een stier’, verwijzend naar het gevoel dat we stieren toedichten als er geen koeien in de buurt zijn. Wel zo rustig voor die koeien trouwens, kunnen ze zich lekker stierlijk liggen vervelen tijdens het herkauwen.
door Lisette Hilhorst | 1 maart 2018 | Taal |
Buiten loeit de ijsstorm, binnen kijk ik genoeglijk eerste versies van teksten van studenten na. Sommige docenten hebben een hekel aan nakijken (honderd keer hetzelfde tentamen), maar als schrijfdocent heb ik geluk met steeds een nieuw verhaal om na te kijken. Vandaag heb ik al de hele dag lol om een spelfout die ik las in een tekst: ‘het uitvolkoren volk’. Meestal is zoiets simpelweg een typefout, maar soms blijkt het verkeerd in iemands hoofd te zitten.
Ik zie een nieuw soort cereals voor me, bruine-rijst crispies in de vorm van kleine mensjes: het uitvolkoren volk. Ik ben er vrij zeker van dat daar mondiaal een markt voor is.
Recente reacties