Selecteer een pagina

Stageterugkommiddag

Voordat ik in het onderwijs ging werken, had ik nog nooit van het woord ’terugkomdag’ gehoord. Laat staan van ‘stageterugkommiddag’. Inmiddels weet ik beter; de stageterugkommiddag is een belangrijk moment binnen onze opleiding. Studenten gaan in hun studieloopbaan twee keer op stage, en tijdens elke stageperiode is er een middag op school om hun ervaringen – tot nu toe – te delen met studiegenoten. De ‘stageterugkommiddag’ dus.

Wat een idioot lang woord is dat eigenlijk. Toch schrijf je het volgens de Nederlandse spellingsregels aan elkaar. Het is namelijk een combinatie van woorden die een eenheid vormt. De officiële taalterm hiervoor is samenstelling. Er zijn verschillende typen samenstellingen en je kunt er echt ontelbaar veel maken. Wat dacht je van: socialmediamanagersbijeenkomst, kerstballenhaakjesdoosje en zoetewittewijnkenner (niet te verwarren met zoete wittewijnkenner of zoete, witte wijnkenner)…

Heb je nu opeens dringend behoefte aan een samenstellingopfrismomentje? Hier moet je wezen.

Paard

Met enige regelmaat zeg ik thuis hardop en zonder enige context het woord “paard”. En dan met een harde “p” en een rollende “r”. Mijn dochters van 12 en 14 vinden dat niet vreemd. Zij weten dat ik “paard” een lekker woord vind. Dat komt inderdaad door die “p” en die “r”.

“Paardje” vind ik ook fijn. Weer met die rollende “r”, waarna je kort de tong tussen de kaken klemt en dan “tje” uitspreekt. Ik gebruik het woord graag in voorbeeldzinnen bij de schrijflessen aan mijn studenten. Wanneer ik ze de actieve vorm uitleg bij voorbeeld, zinnen waarin het onderwerp actief iets doet (of denkt): “Het paardje graast in de wei.”

En wat dacht u van “paarrrr-den-lul”. Prachtig woord! Ook zonder rollende “r” zeer de moeite waard. Bij voorbeeld op z’n Amsterdams, als je het uitspreekt als “poaardelul”, met een héél korte “o” die vloeiend overgaat in een niet helemaal helder uitgesproken “a”, en zonder “n”.

Als je “paard” met veel volume uitspreekt – “PAARRRD”- , wordt het de uitroep van een krankzinnige. “Krankzinnig”, ook zo’n fijn woord. Ik mag het graag gebruiken in de artikelen die ik schrijf en in het bescheiden aantal boeken dat ik heb geschreven. “Krank” – ziek- van zinnen. Het bekt zo lekker negentiende-eeuws.

Je ziet ze al krijsend en half ontkleed ronddwalen in hun “krankzinnigengesticht”, ergens op een verlaten landgoed in het Zwarte Woud. Hoge tralieramen, lange gangen met hoge plafonds waar het nachtelijke gejammer lekker lang blijft nagalmen, de geur van groene boenzeep en stront.

In de wereld van de negentiende-eeuwse Amerikaanse schrijver Edgar Allen Poe stikt het van de mensen die “krankzinnig” zijn of bezig zijn het te worden. Ik hou van die wereld van Poe. Om er over te lezen, om films en series te bekijken die zich er afspelen. Het lijkt me minder plezierig om er echt in te leven.

“Plezier”, ook zo’n woord dat ik graag gebruik. De oubolligheid ervan leent zich uitstekend voor ironie: “Het lijkt me niet plezierig om in een negentiende-eeuws krankzinnigengesticht te leven.”

Maar ook: “Het eten van spaghetti met vongole verschaft mij altijd zoveel plezier.” Deze laatste zin moet met een koningin Wilhelmina-achtige intonatie worden uitgesproken, als in een hoorspel uit de jaren vijftig.

In het verlengde van “plezierig” zit “verdrietig”. Heerlijk. Vooral ook omdat het woord zo veel verschillende dingen kan uitdrukken. “Ik ben verdrietig” betekent letterlijk dat de ik-persoon “verdriet” heeft. Maar in de uitroep “verdrietige idioot!” (prachtig woord ook, “idioot”), krijgt het de ironische betekenis van meelijwekkend, maar dan op een neerbuigende manier: “Ik heb echt medelijden met je, verdrietige idioot!”

Maar als je zegt: “Ik vind de uitspraken van minister Blok verdrietig”, dan betekent het weer “betreurenswaardig”, maar dan net iets sterker; je hoort iemand zuchten en ziet hem zijn hoofd schudden.

Zo maakt taal het individu. Je kunt er ook niet aan ontkomen. Onbewust scheppen wij allen ons eigen idioom.

PAARRRD!

Moeilijke woorden

Vakdocenten klagen altijd dat leerlingen en studenten vooral in hún vakgebied van toeten noch blazen weten. “Ze kunnen niet eens meer een percentage berekenen”, klaagt de docent bedrijfseconomie. “Ik moet ze vertellen wanneer de oorlog was, wie ‘m is begonnen, en wie ‘m heeft gewonnen”, moppert de collega die geschiedenis heel belangrijk vindt (en niet wars is van hyperbolen). Taaldocenten vinden dat de spellingvaardigheid van studenten ondermaats is en dat hun vocabulaire te wensen overlaat.

Over dat laatste gesproken: de bovenstaande alinea bevat diverse woorden en uitdrukkingen die menig student niet kent, zo is mijn inschatting. Toeten noch blazen, hyperbolen, vocabulaire, vooral propedeusestudenten kunnen je vragend aankijken als je dergelijke woorden gebruikt. De vraag is of het erg is dat ze die woorden en uitdrukkingen niet kennen. Daarover kunnen in de docentenkamer verhitte discussies ontstaan.

Volgens mij is er behoefte aan meer duidelijkheid over de vraag welke woorden en uitdrukkingen de studenten bij ons in de propedeuse zeker moeten kennen. Dus ik heb besloten een lijstje ‘moeilijke woorden waarvan je de betekenis moet kennen’ op te stellen. En collega’s gevraagd om suggesties aan te leveren. Dat levert interessant materiaal en fraaie woorden op. Een greep uit de inzendingen tot dusverre:

  • protagonist
  • spectrum
  • consensus
  • stramien
  • lumineus
  • palpatie

Van dat laatste woord kende ik overigens zelf de betekenis niet, maar dat zal ongetwijfeld aan mij liggen.

Als u nog suggesties heeft voor het lijstje ‘moeilijke woorden waarvan eerstejaarsstudenten de betekenis moeten kennen’: ik houd me van harte aanbevolen.

 

Woord van de dag: BAM!

 

Onze hogeschool heeft iets te vieren: de HvA bestaat 25 jaar. In deze vorm, moet ik erbij zeggen, want de oudste voorloper (de Zeevaartschool) werd in 1785 al opgericht. Het lustrum-dan-wel-233-jarig bestaan was aanleiding voor een groot feest in Hotel Arena. Geestdriftige HvA’ers schreeuwden zich schor bij de karaoke, dansten zich in het zweet bij de verschillende feestbands of luisterden juist ademloos naar de liedjes van bard en HvA-collega Jaap Boots. Er was patat, er was pizza, er was bier en er waren vooral heel veel leuke collega’s. Ik ging helemaal op in het gedruis. Eén ding was jammer: klokslag middernacht was het voorbij. ‘Waarom gaan we niet door tot bam?’, joelde ik.

Een schitterende uitdrukking, die ik uit de Surinaamse woordenschat van mijn vriendin heb gepikt. Hoewel de klank doet vermoeden dat je dan doorgaat tot je uit elkaar knalt, betekent het volgens straatwoordenboek.nl gewoon: doorgaan tot heel laat, of tot de lol eraf is. Bij het zoeken naar de etymologie van ‘tot bam’ kwam ik ook nog een blogtekst tegen die meldt dat het een acroniem uit het Duits is en staat voor Bis Am Morgen. Nu, het werd nog net niet licht toen ik na de afterparty naar huis fietste, maar ik kon de volgende dag wel vol trots vertellen dat ik helemaal tot bam had gefeest. En dat alles zonder barfjes te hoeven leggen.