Vakdocenten klagen altijd dat leerlingen en studenten vooral in hún vakgebied van toeten noch blazen weten. “Ze kunnen niet eens meer een percentage berekenen”, klaagt de docent bedrijfseconomie. “Ik moet ze vertellen wanneer de oorlog was, wie ‘m is begonnen, en wie ‘m heeft gewonnen”, moppert de collega die geschiedenis heel belangrijk vindt (en niet wars is van hyperbolen). Taaldocenten vinden dat de spellingvaardigheid van studenten ondermaats is en dat hun vocabulaire te wensen overlaat.
Over dat laatste gesproken: de bovenstaande alinea bevat diverse woorden en uitdrukkingen die menig student niet kent, zo is mijn inschatting. Toeten noch blazen, hyperbolen, vocabulaire, vooral propedeusestudenten kunnen je vragend aankijken als je dergelijke woorden gebruikt. De vraag is of het erg is dat ze die woorden en uitdrukkingen niet kennen. Daarover kunnen in de docentenkamer verhitte discussies ontstaan.
Volgens mij is er behoefte aan meer duidelijkheid over de vraag welke woorden en uitdrukkingen de studenten bij ons in de propedeuse zeker moeten kennen. Dus ik heb besloten een lijstje ‘moeilijke woorden waarvan je de betekenis moet kennen’ op te stellen. En collega’s gevraagd om suggesties aan te leveren. Dat levert interessant materiaal en fraaie woorden op. Een greep uit de inzendingen tot dusverre:
- protagonist
- spectrum
- consensus
- stramien
- lumineus
- palpatie
Van dat laatste woord kende ik overigens zelf de betekenis niet, maar dat zal ongetwijfeld aan mij liggen.
Als u nog suggesties heeft voor het lijstje ‘moeilijke woorden waarvan eerstejaarsstudenten de betekenis moeten kennen’: ik houd me van harte aanbevolen.
Een mooie lijst om te toetsen in de LKT.
Geintje.
LKT, die moest ik ook even opzoeken. 😉
https://az.hva.nl/studenten/az-lemmas/studenten/faculteiten/foo/landelijke-kennistoets-vo/landelijke-kennistoets.html
Dat was leuk om te doen!