Wanneer studenten een taalfout maken in mijn (digitale) omgeving, dan verbeter ik ze altijd. Dat kan ook in een WhatsApp-bericht zijn.
Een meisje vroeg zich eens af waarom ik dat deed. Het ging toch immers niet om een “officiële” tekst? Voor een portfolio of in een toets? “Nee”, zei ik. “Maar ik zal je tot aan je afstuderen blijven verbeteren. Want ik ben taaldocent. Wat je daarna doet, daar bemoei ik mij niet mee.”
Dat is compleet gelogen. Sporadisch heb ik nog wel eens e-mailcontact met oud-studenten. En wanneer zij dan een taalfout maken, verbeter ik hen altijd. Dat zal wel te maken hebben met de sociale context waarin wij elkaar hebben leren kennen. Ik ben altijd weer compleet verbaasd wanneer een oud-student plotseling dertig is geworden, gaat trouwen, een kind krijgt. Ik kan zulke volwassen gebeurtenissen uit het échte leven niet rijmen met mijn beeld van de student die ik als puber van 17 hier op school zag komen.
Je zou mijn frikkerige verbeterdrift een vorm van taalfascisme kunnen noemen. Maar daar ben ik het niet eens. Ten eerste vind het ook niet erg wanneer anderen mij verbeteren. Nee, ik vind het vreselijk, want ik voel me dan oudtestamentisch schuldig (wat ik mij diep in mijn onderbewuste eigenlijk altijd wel voel). Maar met het verbeteren zelf heb ik geen moeite.
Daarbij is taalfascisme iets anders, en je ziet het vaak terug op Twitter in onsmakelijke discussies over de drie-eenheid der polarisatie: islam, klimaat en Zwarte Piet. Wanneer iemand dan een dt-fout maakt, is er altijd wel iemand anders – een opponent – die hem of haar daar op wijst, met als doel de ander weg te zetten als dom. Hij of zij kan niet spellen, dus zijn/haar argumenten deugen ook niet.
Nu word ik zelf echt verdrietig van de taalfouten die mijn studenten maken. Maar ze kunnen er “in eerste instantie” weinig aan doen. In het gehele voortraject dat ze hebben doorlopen, is het ze gewoon niet goed geleerd.
Tegenwoordig doe ik wel eens een testje in de klas. Ik schrijf de volgende zin op:
De boer slaat het paard.
Ik vraag mijn studenten om in deze zin onderwerp, persoonsvorm en lijdend voorwerp te benoemen. Een aanzienlijk deel heeft hier grote moeite mee. Als zij al niet de basisvaardigheden van de taal beheersen, hoe kun je dat dan verwachten van de massa?
Het is daarom not done om anderen op sociale media te verbeteren. Behalve wanneer zij ambtshalve met taal te maken hebben en dus beter zouden moeten weten. Dan mag je wat mij betreft helemaal los op ze gaan. Vooral wanneer ze er ook nog eng-rechtse ideeën op nahouden.
En mijn studenten blijven gewoon mijn studenten, zolang als ik leef. En die zal ik dus altijd blijven verbeteren. Noem mij een frik, maar geen fascist.
Vierde alinea: … niet mee eens. Even verder: … vind ik het …
(En daarna deze reactie gelijk maar weer wissen.) :-))
Het is me uit het hart gegrepen, ik kan het ook niet laten. Eens een frik, altijd een frik denk ik dan maar. En als je vak je passie is, dan is het bijna onvermijdelijk.
“[…]is het ze gewoon niet goed geleerd.”
ZE?
REALLY?
OK, in het Ollands misschien…
Eigenlijk begon het al in de eerste zin: “[…] dan verbeter ik ze altijd”.
En verderop lezen we: “Dan mag je […] helemaal op ze losgaan”.
Drie maal is scheepsrecht?
Overigens, wat die laatste zin betreft: ik zou daar een geopteerd hebben voor een komma, gevolgd door “vooral […]”, immers wat volgt is duidelijk een bijzin die verwijst naar de hoofdzin maar is geen volwaardige zin op zich.
Ik vraag mij af of deze taaldocent en zelfbenoemde frik zijn stukjes ook ter info (middels een linkje) mailt aan zijn voormalige docent van het VWO.
@Scrutinizer Voor wat betreft het eerste: het gebruik van “ze” is hier beslist geaccepteerd, geldt als informeler. Zie: https://taaladvies.net/taal/advies/vraag/374/
Voor wat betreft het tweede: dat is een kwestie van smaak. Zo is het iets meer “copywriterstijl”. Niets mis mee.
Dat “ze” ondertussen in Nederland geaccepteerd is, geloof ik best, maar dat het zover is kunnen komen, is uiteraard het resultaat van een gebrek aan taalfascisme.
Nou goed, in Vlaanderen voert men in de praktijk niet meer dan een achterhoedegevecht want met een jaar of 30 vertraging neemt men er alle in Nederland geinstitutionaliseerde taalfouten uiteindelijk wel over als de nieuwe norm.
Anderzijds zou ik van een zelfbenoemde frik verwachten dat hij wel vol overgave meestrijdt in dat achterhoedegevecht en dat zolang een “ouderwetse” vorm nog geaccepteerd wordt (en nog niet officieel werd afgevoerd), hij die bewust zou blijven gebruiken (en pushen onder zijn studenten). Immers elke grammaticale vernieuwing is in wezen niets anders dan capitulatie voor een massaal gemaakte fout, die men dan maar besloot tot norm te verheffen.
De meest storende is wat mij betreft de constructie waarbij “vinden” (in de betekenis van een mening hebben, oftewel “vinden dat”) zijn “dat” verliest en gevolgd wordt door een gedrocht met een infinitief, bv. “Ik vind het hier wel erg koud worden”. Mijn maag keert wanneer ik zoiets hoor.
Aan “ze” ben ik ondertussen wel gewend en ik erger me zelfs niets eens meer wanneer ik het hoor of lees. Maar zoals gezegd: uitgerekend van een zelfbenoemde frik had ik verwacht dat ie keurigjes “hun” en “hen” zou blijven gebruiken.
“Immers elke grammaticale vernieuwing is in wezen niets anders dan capitulatie voor een massaal gemaakte fout, die men dan maar besloot tot norm te verheffen.”
Zo werkt taal nu eenmaal in de praktijk. Je kunt het leuk vinden of niet, maar evolutie hou je niet tegen.
Dat klopt weliswaar maar als je er te laks over doet, kan je natuurlijk ook meteen alle regels overboord gooien en elke nieuwe fout meteen omarmen. Dat gebeurt niet, zoals blijkt uit het feit dat innovaties als “Hun zeggen dat […]” zelfs in Nederland nog steeds fout gerekend worden. (Vraag is natuurlijk hoe lang nog).
De vraag is dus wie, waarom, wanneer bepaalt dat een fout plots de nieuwe norm wordt en dat wat voorheen (als enige) juist was, eerst als ouderwets bestempeld wordt (als een soort overgangsfase) en later wordt afgevoerd als niet (meer) juist.
En tevens is de vraag hoe ermee om te gaan als niet-lid van het beslissingsorgaan, zeker als je jezelf als frik ziet en probeert anderen op te voeden. Leg je je dan braafjes neer bij de commissie voor geinstitutionaliseerde taalverloedering of strijd je toch nog lekker een achterhoedegevecht om zaken als “hun” en “hen”?
Uiteraard is de auteur maar een druppel op een gloeiende plaat, maar dat geldt voor het individu doorgaans op allerlei vlakken. Zo heeft mijn persoonlijke gedrag natuurlijk quasi 0 impact op het milieu maar toch doe ik uit overtuiging wel aan afval scheiden. Welnu, zo zou een trotse taalpurist, zelfs beseffende dat zijn impact verwaarloosbaar is, toch fanatiek “hen” en “hun” kunnen blijven bezigen en zich verre houden van de innovatie “ze”.
Kortom, u heeft m.i. gelijk dat taal onvermijdelijk evolueert maar ik had meer strijdlust verwacht van een frik.
Uiteindelijk wint de familie Flodder: zij liepen gewoon voorop. Over enkele decennia spreken we allemaal zoals zij. Of anders gezegd: uiteindelijk wordt elke Hagenaar bekeerd tot Hagenees. Wat een vooruitzicht voor jhr. Binnert uit het Benoordenhout…
Een beroemd iemand schreef dit 160 jaar geleden 😉
Ik ben makelaar in koffi, en woon op de Lauriergracht, No 37. Het is myn gewoonte niet, romans te schryven, of zulke dingen, en het heeft dan ook lang geduurd, voor ik er toe overging een paar riem papier extra te bestellen, en het werk aantevangen, dat gy, lieve lezer, zoo-even in de hand hebt genomen, en dat ge lezen moet als ge makelaar in koffi zyt, of als ge wat anders zyt.
Prachtige tekst. Alleen de spelling is wat veranderd, maar voor de rest perfect en wat mij betreft allerminst oubollig.
Tegenwoordig spreekt de jeugd ook in Vlaanderen almaar meer in de jij-vorm, maar tot amper 30 jaar geleden zou die tekst met “gij zijt” er de normaalste ter wereld geweest zijn. Dus 160 jaar oud? Of amper 30? Fantastisch toch, als een volk zijn cultuur kan weten te behouden?
Verder is het inhoudelijk (ik refereer hier aan de paar riem papier) natuurlijk afhankelijk van de veranderende context. In dit geval mag ik graag een anecote aanhalen uit familiekring.
Beroepshalve reisde mijn overgrootvader veel, kort na de vorige eeuwwisseling, vaak naar Zuid-Amerika. Hij schreef dan postkaartjes naar het thuisfront vanuit oorden als Buenos Aires of Montevideo (waarvan wij dus een hele collectie hebben).
Kennelijk bestond het fenomeen postkaart dus al wel, maar toch was het nog heel bijzonder en dus werd er nogal plechtstatig mee omgegaan.
Daarom was de aanhef steevast als volgt:
“Aan myn teerbeminde echtgenoote. Ik neem de pen ter hand om u te berichten …”.
Vandaag de dag zou men met de deur in huis vallen en wat kreten opschrijven. Zonder aanhef, gewoon: “Leuk hotel. Lekker eten. 27 graden. Tot over 3 weken. XXX”
Althans tot voor een paar jaar want “vandaag de dag” stuurt natuurlijk niemand nog postcards, doch alleen FB uploads van de omgeving en zelfs van het eten met daaronder hetzij geen tekst, hetzij iets wat zelfs Donald Trumps tweets nog literair doet lijken.
Mea culpa
>> Wanneer iemand dan een dt-fout maakt, is er altijd wel iemand anders –
een opponent – die hem of haar daar op wijst, met als doel de ander weg te zetten als dom. <<
Je sluit hiermee uit dat er mensen zijn die deze persoon op deze fout wijzen zonder hem/haar als dom weg te willen zetten. Die komma na 'wijst' hoort daar volgens mij dus niet. Denk ik, zegmaar. Toch?