Selecteer een pagina

Als er in een Nederlandse televisiekomedie een ‘jongen van het volk’ (m/v) wordt opgevoerd, kun je er donder op zeggen dat hij een Amsterdamse tongval heeft. Denk aan Martin Morero uit Gooische Vrouwen, Melvin uit Jiskefet (ook bekend van Ajax’ officieuze clublied Dit is mijn club) en natuurlijk de voltallige familie Flodder. Naast gemeenteambtenaar Sjakie, de kakkineuze buren en zelfs de SRV-man, die allemaal keurig ABN praten, benadrukt het knauwerige Mokums van ma, Johnny, Kees en Kees hun eenvoudige inborst.

Zoals een koning automatisch majestueuzer wordt met een kroon op, zo krijgt iemand die plat Amsterdams praat als vanzelf iets gezelligs Jordanees, een vleugje ouwejongenskrentenbrood, met misschien een onduidelijk handeltje hier of daar, maar altijd joviaal en lief voor z’n oude moeder.

Wellicht heeft die reputatie van ‘boef met een gouden hartje’ te maken met de vele typisch Amsterdamse woorden die uit het Bargoens stammen. Deze taal stond vroeger bekend als de geheime taal van landlopers en dieven en is nog steeds vervlochten met het oude Amsterdamse dialect. Woorden als ‘gozer’, ‘tof’ en ‘mazzel’ zijn Bargoens, die dáárvoor weer waren gejat (overigens ook Bargoens) uit het Hebreeuws en Jiddisch.

Eén en ander las ik laatst terug in het Bargoens Woordenboek, dat ik ooit voor een tientje op de boekenmarkt aanschafte en nog steeds regelmatig doorblader. Ter vermaak, natuurlijk, maar ook ter lering. Een woord als ‘gozer’ kent namelijk iedereen, maar wat is in godsnaam een kladdertje? Of muimes? Bij een leuter of gelazer kun je je nog iets voorstellen, maar wat betekent het als je ‘een scheet op een plankie timmert’?

Enfin, hoe graag ik ook zou willen: een woord als kladdertje (“publieke vrouw die aan seksuele afwijkingen tegemoetkomt”) hoor je niet gauw meer. Zoals elke taal ontwikkelt ook het Amsterdams zich en is het in de loop der jaren aangevuld met woorden uit het Sranan, Arabisch, Turks en natuurlijk Engels. Pareltjes zoals ‘krankjorum’ verdwijnen daarentegen langzaam naar de achtergrond.

Dat is niet erg. Een levende taal bestaat bij de gratie van zijn sprekers en het Amsterdams van nu weerspiegelt het stadsleven anno 2019. Toch hoort Bargoens net zoveel bij Mokum als een pikketanussie en blijft het een bron van Amsterdams kleurrijke verleden. En hoop ik stiekem op de comeback van de scheldnaam Lulletje Lampekap.