Selecteer een pagina

Tijdens een online les liep mijn laptop vast in een PowerPoint-presentatie. Mijn publiek, bestaande uit 28 voor mij onzichtbare studenten, hoorde me gelukkig geen grove vloek of verwensing uiten, maar een decent ‘asjemenou’. Beter dan iets met ‘corona’ of een andere ziekte (zie de vorige aflevering van Ik zeg ook maar wat ).

Asjemenou is dan ook geen keiharde verwensing, maar een braaf tussenwerpsel. Oudere lezers associëren asjemenou vast met Loeki de Leeuw, die van 1972 tot 2004 te zien was in korte filmpjes in de reclameblokken van de STER. Hij had weinig tekst en zijn vaste kreet was ‘asjemenou’. 

Het is een uitroep van verbazing, die voor het eerst in een Nederlands woordenboek werd opgenomen in 1950. Om precies te zijn in de zevende druk van het Van Dale Groot Woordenboek. Chips (‘gebakken aardappelschijfjes’), knoeipot, piemelnaakt en snipverkouden verschenen dat jaar eveneens voor het eerst in de Van Dale. (Uitdaging: maak een goedlopende zin met daarin asjemenou en de andere debutanten uit 1950).

De stijlfiguur waar asjemenou/als je me nou… van afstamt is een interessante: de ellips. Dat is een onvolledige zin, waaruit vaak het onderwerp, de persoonsvorm of beide zijn weggelaten. In geschreven teksten wordt een ellips vaak als taalfout beschouwd. Maar elliptische zinnen lezen doorgaans wel lekker. Ze zijn kernachtig en to the point. Vooral teksten die kort en pakkend moeten zijn, zoals krantenkoppen, berichten op social media en reclamekreten wemelen van de ellipsen. In spreektaal zijn ze helemaal alom aanwezig

‘Wanneer is de deadline voor Ik zeg ook maar wat?’

‘Vanmiddag.’ (In plaats van ‘vanmiddag is de deadline voor Ik zeg ook maar wat.’)

‘Asjemenou!’

NB: Vanaf 20 oktober is in het Noordbrabants Museum een tentoonstelling te zien, getiteld ‘Asjemenou! De Nederlandse populaire cultuur in 100 voorwerpen.’