Eerlijk gezegd ben ik niet zo van de praatjes met mij onbekende medemensen. Maar toen ik tijdens een weekeindje in het Groene Hart in de rij stond om een winkel in te mogen (wegens corona en de beperkte afmetingen kon er maar één iemand per keer naar binnen), raakte ik toch in gesprek met een oudere dame. Over corona natuurlijk. Zelf was ze reuze voorzichtig, vertelde ze, want ze was ‘best bunzig’ voor besmetting. Mijn taalliefhebbend hart maakte een sprongetje. Bunzig! Nog nooit van gehoord, maar het moest vast iets als ‘bang’ betekenen. En inderdaad, las ik later op etymologiebank.nl. Bunzig is streektaal en werd voor het eerst in 1838 in een woordenboek opgetekend. Het woord is afgeleid van bunzing – dat roofdiertje dat verwant is aan de wezel. Juist: dat andere bange diertje. Zo’n bunzing schijnt trouwens een extreem stinkend goedje af te scheiden als-ie bunzig is. Maar dat is een heel ander verhaal.
Recente berichten
Recente reacties
- Ladybug op Er is een tijd van komen en …
- Paul van der Bijl op Er is een tijd van komen en …
- Ladybug op Er is een tijd van komen en …
- Wieb Bijl op Er is een tijd van komen en …
- Leny Tervoort op Er is een tijd van komen en …
Archieven
Categorieën
Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze site, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
Leuk Jacqueline.
Ik ken dat woord uit het Gronings als: bunzelg of bunzelachteg.
Zie ook:
http://www.woordwaark.nl
Helaas werkt de link niet goed.
Wat grappig Henk, en wat een leuke site – dank voor de tip!
Ha! Wat een goed woord. Ik ga het gebruiken.
Heel goed 🙂
Ja hoor, hier in Rotterdam ook bekend. Waarschijnlijk alleen bij de oudere generaties, maar ik (’49) hoor het mijn moeder (’20) in gedachten nog zo zeggen. En inderdaad met de betekenis “daar blijf ik liever bij uit de buurt”.
Oh, wat leuk! Zo zei mijn grootmoeder (’14) altijd aanstonds. Als ik dat soms nog hoor, maakt mijn hart altijd een sprongetje 🙂
“Zo bang als een wezel” las ik in mijn jeugd vaak in Vlaamse kinderboeken.
Ja, die ken ik ook nog – zie je volgens mij nu ook nooit meer 🙂
Ik ken de uitdrukkingen ‘Zo bang als een wezel’, maar ook toch heel bekend, ‘Stinken als een bunzing’. Gek dat niemand deze laatste uitdrukking noemt. Van ‘Zo bang als een bunzing’ had ik nog nooit gehoord.
Ik wilde dus via de link op de Etymologiebank kijken, maar de site ligt kennelijk plat en lukt dat (nu) niet. Ik wil zo aannemen dat daar ook de variant, ‘Zo bang als een bunzing’ wordt vermeld, maar uit welke tijd stamt dit? En er zou nog steeds sprake kunnen zijn bij de uitspraak van deze vrouw van een verhaspeling, het door elkaar halen van twee uitdrukkingen, ook wel bekend in de categorie ‘spreekmoorden en verzegden’.
Omdat de link niet werkte, en nu wel, was ik zo bezig met googelen en afgeleid door wat andere dingen, dat ik uit het oog verloor dat het niet om een uitdrukking gaat, maar om het woord ‘bunzig’ voor angstig. Ja, inderdaad lees het nu ook, kende het niet, fraai woord hoewel het bij mij wel eerder een associatie met stinken oproept.
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M012336&lemmodern=bunzig&domein=0&conc=true
Het WNT was in 1902 nog wat terughoudend met de bewering dat bunzig/bevreesd van de bunzing komt en noemt ook nog de betekenissen verlegenheid (bunzigheid) en het tochtig zijn van koeien …
Nee hoor, zeker geen verhaspeling. Ergens bunzig van (of voor) zijn is echt de uitdrukking.
Ik had al vrij direct gereageerd op mijn foutieve bewering, maar omdat die reactie een linkje bevat is het kennelijk vanwege spam tegengehouden. Het zal nog wel verschijnen.