Selecteer een pagina

Een dikke vette een. Dat is wat een student kan verwachten als hij of zij de taalnorm bij een in te leveren opdracht niet haalt. En terecht: in het grotemensenleven/grote mensenleven (kies maar) ben je gezien als hij vind en ik vindt, of nog erger: als hij wilt.

Maar de grote mensen, juist de taligen onder hen, zelf zijn voor elkaar een stuk schappelijker. Tenminste: als ze twitteren. Er is namelijk een universum waar je wegkomt zonder rechte zinnen (of echte zinnen, echte zinnen ja), zonder komma’s, zonder of juist teveel vraagtekens, foutief (ontbrekend) hoofdlettergebruik, te lange zinnen, foutief gespelde werkwoorden en, wel ja, verschillende talen in dezelfde zin.

Waar je kleuterzinnen worden omarmd, je kleutergrapjes grif worden geretweet.  En waarbij het leven zelf bingewaardige serie lijkt, die we met z’n allen met opwinding of afgrijzen van commentaar voorzien. Je zelf je overkomelijke foutje opblaast tot een episch falen.  Er is zelfs een aparte subcategorie – vooral door vrouwen: de when you per ongeluk (bijvoorbeeld dit, dit, dit, dit, dit en ook nog eens dit).

Dat houdt me meestal aardig van de straat, maar sinds ruim twee jaar ga ik naar een opleiding Professionele Communicatie, waarin de essentie is dat je de ander ook op diens onbewuste lagen probeert te begrijpen en te coachen. De opleiding is deels gebaseerd op de (communicatie)theorie Transactionele Analyse, die stelt dat ieder mens aangeraakt wil worden en wil aanraken. In het Engels: strokes, dat zowel klap als aai kan betekenen. Want als we niet geaaid kunnen worden, vinden we de klap ook best. Zo lang we maar aangeraakt worden.

En dat is natuurlijk precies waarom sociale media het sinds een jaar of tien zo van andere media wonnen. Dat je met een paar lepe woorden of zinnen, een kekke foto of een maf filmpje gezien en gewaardeerd wordt, op z’n minst door je followers/friends/besties en wie weet wel een like van die influencer: je lijf komt dopamine tekort. Wees een dagje viral en je ego moet er weken van herstellen.

Maar dan is nog niet beantwoord waarom de geoefende twitteraars (gemiddeld hoogopgeleid, links, urbaan) hun taal soms zo infantiliseren. Welnu, hier een theorie.

Net zoals je in je echte leven liever niet om een knuffel vraagt, maar ‘m liever spontaan krijgt, wil je op je social media (althans: twitter) ook niet uitstralen dat je zit te vissen. Oplossing 1, die van de massa: deel een blijdschap – liefst geen verhulde opschepperij, want dan wordt je gepakt – of deel oprecht verdriet. Honderden likes en emoji’s zijn je deel

Maar als je arsenaal in deze emoties niet toereikend is, omdat je té veel in je hoofd zit én te weinig meemaakt, is er altijd nog oplossing 2: fabriceer kindertaal. Op het oog zonder tussenkomst van je interne eindredacteur, ogenschijnlijk rechtstreeks uit het hart. Zolang de zin de Hogeschool-norm maar niet haalt.  Of combineer 1 en 2. En daarmee raak je ook het kind in de ontvanger. Doorgaans geen honderden aaien over de virtuele bol, maar genoeg om te weten dat je gezien bent. Weer een kerfje op je onsterfelijkheid.

En ja, natuurlijk doe ik daar aan mee, want ook ik wil strokes. Zonder veel succes, trouwens. Daarom maak ik liever infantiele miniquizjes.

Nathan Vos