Selecteer een pagina

Een van de grotere voordelen van het krijgen van kinderen is toch wel dat je getuige mag zijn van hun taalontwikkeling. De eerste woorden rond hun eerste verjaardag, die dan allemaal eindigen op een a. Smúllen. Of mijn oudste, die net had leren lezen, en dan van achterop de fiets in de Bloemenbuurt: “Mama, waarom staat daar Papa ver weg?”

Inmiddels is mijn jongste vijf en vreet ook hij letters. Dit weekend zaten we na een dag vol nieuwe woorden als sneeuwjacht en sneeuwduinen samen in bad. “S-l-a-p”, spelde hij. “F-u-t-l-o-o-s.” Hij had een shampoofles te pakken. Iets met gember en boshoning. Slap en futloos haar, stond er groot naast de honingraten op de verpakking. Ik fronste. Het deed me denken aan een oude scène van Koot en Bie, die ik (haartjes nat, nog even op) als tienjarige zag. Koot staat in de drogist, waar Bie hem vanachter de toonbank bestraffend toespreekt. “Een shampoo voor Normaal Haar zegt u? Nee, die worden niet meer gemaakt.’’

Mijn zoontje en ik pakten de andere flessen erbij – in een vijfpersoonshuishouden verzamel je veel halflege tubes. Beschadigd en breekbaar haar, las de volgende. Waar waren de shampoo’s voor zijdezacht en glanzend haar gebleven? Waar termen als revitaliserend, herstellend en verzorgend?

De nieuwe shampoofabrikant is een pessimist, zo bleek. De ene fles voorzag in een nog zwartere toekomst dan de volgende. Het enige waarin de verschillende merken van mening verschilden, was hun keuze voor het voorzetsel. Bij roos en een jeukende hoofdhuid. Voor pluizig en droog haar. Ik ben tegen, dacht ik. Net als Koot en Bie.