Selecteer een pagina

Gezegde van de dag: een broertje dood hebben

Ik kijk het werk na van studente X die haar portfolio zo te zien nogal gehaast heeft ingeleverd. Het wemelt van de slordigheden en spelfouten. Ik heb echt een broertje dood aan studenten die maar wat in elkaar flansen. Dat kost mij namelijk heel veel tijd, terwijl het die student vrijwel geen tijd gekost heeft. Dat is dus zonde van de tijd van ons allebei. Die tijd besteed ik veel liever aan feedback aan studenten die zelf ook moeite hebben gedaan.

Mopperend werk ik me door X’ portfolio. Ze kan toch op zijn minst de spellingscorrectie aanzetten? Dan treft ze me opeens met de wonderschone fout ‘donderblouw’ (in plaats van donkerblauw). Ik zie onmiddellijk voor me wat voor kleur het is, diepdonkergrijsblauw, de kleur van de wolk net voordat de donderbui losbarst. Thanks, X, zo heb ik er toch weer fijn een nieuw woord bij.

De uitdrukking ‘een broertje dood hebben aan’ betekent ‘ergens een afkeer van hebben.’ De term verwijst naar het verliezen van een broer door een dodelijke ziekte. De uitdrukking sloeg oorspronkelijk op de ziekte waaraan het kind was overleden; die ziekte boezemde uiteraard angst en afkeer in.

Bron: Onze Taal

 

Woord van de dag: akkefietje

Een paniekerig telefoontje van een student: ‘Mevrouw, welke opdrachten moeten er morgen worden ingeleverd?’ De student in kwestie had er twee af, maar hoorde nu van een klasgenoot dat er een derde opdracht was. Met een deadline om tien uur de volgende ochtend zou dat nog een stevige klus worden. De student betoogde dat hij niets wist van die opdracht en dat hij er dus niets aan kon doen dat het niet af was (drie ontkenningen in een draak van een redenering, bah. Maar dat terzijde).  

Mijn weerwoord luidde simpelweg: het staat in de modulehandleiding die je aan het begin van het semester hebt gekregen en had moeten lezen. Een klassiek gevalletje RTFM. De student protesteerde, werd boos en gooide er tot slot een smekend ‘ja maar’ plus flut-excuus tegenaan. Ik hield voet bij stuk en wees hem fijntjes op de mogelijkheid deze opdracht te herkansen. Over drie maanden. Einde van dit akkefietje.

Maar niet voor de student. Hij had nog 22 uur om deze onaangename opdracht te klaren. Akkefietje betekent namelijk ‘vervelend klusje’, maar het wordt vaker gebruikt in de zin van ‘voorval, ruzietje’. Aan ruzie heb ik een broertje dood, maar andere akkefietjes, kom, daar zet je ferm de schouders onder en voer je zonder morren uit. Als het klaar is drink je er een stevige borrel op, een aquavit bijvoorbeeld.

Daarmee komen we op de (vermeende) herkomst van het woord: via het Latijn (aqua vītae) en/of Scandinavisch (akvavit) zou ‘akkefietje’ in het Fries terecht zijn gekomen als ‘akkefyt’, ‘akkefytsje’ en vervolgens zijn vervormd tot het tegenwoordige ‘akkefietje’. Mijn soort volk, die Friezen. Zonder ruziën een rotklus klaren en dan samen het glas heffen op de goede afloop.