Selecteer een pagina

Je doet wat je kunt

Zoals velen met mij, behoor ik tot de fanclubs van datingprogramma’s zoals First dates en Lang leve de liefde. De dateclichés vliegen je om de oren en I love it. Van “Ik heb chocolade voor je meegenomen, altijd goed”, via “Wel aankijken tijdens het proosten, anders heb je zeven jaar slechte seks”, tot “Ik heb toch een muurtje om me heen gebouwd.” Maar los van deze clichés is er een andere veelvoorkomende aangelegenheid bij dit soort programma’s waar ik graag even bij stilsta: uitspraken in de tweede persoon.

Je kent ze wel, de uitspraken in de tweede persoon die eigenlijk niet over de tweede persoon gaan, maar over de eerste. Namelijk over degene die de zin zelf uitspreekt. Volg je me nog? Oké, tijd voor een kleine greep uit het uitsprakenrepertoir van First dates en Lang leve de liefde. In beide kaskrakers smijten de daters geregeld met oneliners als: “Je mist gewoon een maatje in je leven.” Jé mist een maatje? Wie dan? De persoon die de zin uitspreekt? Degene tegen wie de zin wordt uitgesproken? De buurvrouw? De fietsenmaker? Wie mist er nu eigenlijk iemand? Of anders dit pareltje: “Dat vormt je toch wel echt tot wie je nu bent.” Dat vormt wie precies? De zender? De ontvanger? Of alweer diezelfde buurvrouw? Wat zou er in de bovenkamer van deze dater aan de hand zijn?

Ik doe een niet-wetenschappelijk onderbouwde poging tot het beantwoorden van deze vraag. De dater in kwestie wil in de hierboven genoemde gevallen volgens mij iets kwetsbaars delen, maar wordt plots overvallen door wat zand in de cognitieve motor. En hij of zij verliest zo tot overmaat van ramp alle schijn van kwetsbaarheid. Door te benoemen dat ‘jé’ iemand mist in plaats van dat ‘ík’ iemand mis, creëert de zender bedoeld of onbedoeld een zekere afstand tot de uitspraak. Het wordt dan een algemeen we’ve all been there-verhaal. Hij of zij mist niet per se iemand, nee, ‘mén’ mist wel eens iemand. Lekker veilig en onkwetsbaar, toch? Ook al kun je er vergif op innemen dat dat ook zo is; iedereen mist wel eens iemand. Toch geloof ik niet dat de dater aan de andere kant van de tafel zit te wachten op dat soort gemiddelden, maar juist liever de persoonlijke variant zou horen. Althans, zo’n dater zou ik zelf zijn.

Ondanks de veilige functie van het praten in de tweede persoon, vind ik het toch spijtig dat veel mensen bewust of onbewust afstand doen van persoonlijke of kwetsbare uitspraken. Maar ja, dat doe jé nou eenmaal soms. Zie je?! Eigenlijk maak ik me er ook vaak hartstikke schuldig aan. Terwijl kwetsbaarheid zoiets heerlijks en moois is. ík mis namelijk af en toe best wel eens iemand. En dat doet zelfs soms ook best pijn. Het delen van die pijn kan echt heel fijn zijn. Pas dán weet je (of ik) dat je leeft, nietwaar? Het lijkt me daarom een verademing als kwetsbaarheid meer in ons systeem komt. Maar aan de andere kant: het is ook niet voor iedereen weggelegd. Je doet ook wat je kunt. De buurvrouw dan, hè?!

Ik ga stuk

Waar de mogelijkheid zich voordoet, probeer ik als docent om sommige onderdelen van de oldschool fysieke lesetiquette om te vormen tot een digitale variant. Ik ben zelf namelijk niet per se voorstander van strijkende of wasopvouwende studenten in mijn werkcollege; niet fysiek, maar ook niet digitaal (ja, dit is écht gebeurd). Ook vind ik een kleine ‘hoi’ bij binnenkomst en een gezellige ‘doei’ bij het afscheid wel zo fijn.

Tijdens mijn allereerste online les vroeg ik of mijn studenten even ‘ha ha’ wilden typen zodra ze iets grappig vonden. Ik vroeg dat om het ijs te breken, maar ook omdat ik daadwerkelijk wilde weten of mijn informatie aankwam. Zo ook mijn grappen. Mijn beste fysieke lessen waren altijd die waarin er genoeg uitwisseling was van echte oe’s, a’s en ha ha’s. De ha ha’s bleven ditmaal uit, maar daarentegen zag ik wel een paar keer het bijzondere ‘ik ga stuk’ in de chatbox voorbijkomen. 

Volgens mister van Dale himself betekent stukgaan: 1 kapotgaan of breken of 2 (sport) totaal uitgeput raken: na drie rondjes ging ik helemaal stuk. Beide definities waren in mijn virtual classroom waarschijnlijk niet van toepassing. Tenzij er een gebroken been in het spel was of de student in kwestie net met klotsende oksels na een heftige morningworkout achter haar laptop was geploft voor mijn werkcollege. 

In het straatwoordenboek staat stukgaan omschreven als ‘erg lachen om iets’. Dat is hoogstwaarschijnlijk de versie van mijn studenten. Een versie waarbij het opletten geblazen is, omdat hij net zo werkt als de welbekende ‘ha ha’. Je kunt ‘m inzetten wanneer je écht aan het lachen bent of wanneer je iemand wilt laten weten dat je iets grappig vindt, zonder echt te lachen. 

Ik gok dat mijn publiek mij gewoon liet weten de grappen wel oké te vinden, zonder daadwerkelijk te lachen. Ik vroeg er tenslotte naar. En daar is potverdikkie niets mis mee. Laten we vaker stukgaan en dat vooral ook vaker benoemen, in welke versie dan ook. Stukgaan is namelijk best wel leuk, ha ha.