Selecteer een pagina

Keizersnede

Vandaag is mijn uitgerekende datum: ik mag eindelijk gaan bevallen. Of ja ‘mag’, wellicht is het al gebeurd of duurt het nog een paar weken – dat weet je als zwangere helaas/gelukkig niet zeker. Daarom heb ik deze blogpost alvast geschreven, want een verstandige meid is overal op voorbereid.

Een paar vriendinnen zijn tegelijkertijd met mij zwanger. Waren, moet ik zeggen, want ze zijn momenteel allen in bezit van een blakende baby. Ook hebben ze alle drie in het ziekenhuis een keizersnede gekregen. Bij deze ingreep wordt de baby via de buikwand operatief uit de moeder verlost, zo valt te lezen op menig medische website.

De Latijnse benaming voor deze ingreep luidt ‘sectio caesarea’ en is, jawel, vernoemd naar de Romeinse heerser Julius Caesar, die zelf overigens helemaal geen keizer was. Volgens de Romeinse wetenschapper Plinius zou hij via een snede in de buik van zijn moeder ter wereld zijn gekomen. De naam Caesar werd in de Oudheid in verband gebracht met het Latijnse caedere [houwen, hakken, snijden]. Zo is de ‘sectio caesarea’ niet alleen een woordspeling tussen Caesar en caesus ‘gesneden’, maar ook een begin van de mythevorming om Julius Caesar als de goddelijke ‘ongeboren’ held aan te duiden.

Zijn moeder Aurelia heeft trouwens na de geboorte van haar kind nog bijna een halve eeuw geleefd, en daarom verwijzen menig historici dit verhaal naar het rijk der fabelen. In de tijd van Caesar werd de keizersnede zeker uitgevoerd, maar alleen als de moeder kort daarvoor was overleden of zeker was dat ze de bevalling niet zou overleven.

De eerste betrouwbare melding van een vrouw die een keizersnede overleefde, dateert trouwens uit 1500. De Zwitserse ‘varkenscastreerder’ Jacob Nufer kreeg van de rechter toestemming om zijn vrouw, die een moeilijke bevalling doormaakte, open te snijden. Ze overleefde de ingreep doordat sprake was van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap – ook geen pretje.

U kunt zich voorstellen: ik verheug me na dit soort research ontzettend op mijn eigen bevalling. Gelukkig hebben mijn vriendinnen de keizersnede overleefd, ze zijn zelfs weer helemaal op de spreekwoordelijke been. Dat biedt hoop. Moedig voorwaarts!

 

 

‘Mond-op-mondreclame’

Toen ik afgelopen week tegen mijn uitgever zei dat de ‘mond-op-mondreclame’ van mijn zojuist verschenen boek goed verliep, moest ze ontzettend hard lachen.

Noem me naïef, maar jarenlang verkeerde ik in de volle overtuiging dat de boodschap zo werd overgebracht. Een verhaspeling die waarschijnlijk te maken had met het alom bekende ‘mond-op-mondbeademing’. Uiteraard gebeuren er nog veel meer dingen van mond op mond, maar dat is denk ik meer geschikt voor een ander type website.

Oké, reclame die dus van mond tot mond gaat, waarbij mensen met elkaar praten óver mijn boek en daarbij níet hun mond op die van de ander drukken.

Mocht u ondertussen nieuwsgierig zijn geworden naar mijn creatie, bij dezen wat online-tot-onlinereclame:

https://www.bol.com/nl/nl/p/negentig/9300000004693290/.

 

Woord van de dag: billig

Mijn grootste nachtmerrie: als studenten vinden dat ik stink. Of dat ik (per ongeluk) een paar keer achter elkaar dezelfde outfit draag en wordt gebombardeerd als ‘die docent met die trui’. Maar toch vind ik stinken het allerergst. Een zweetlucht, zure adem, algehele muffige malaise: ik weiger ervoor te tekenen.

Collega H. heeft daar een goede oplossing voor: voorafgaand aan élke les spuit hij een grote dosis Axe onder zijn oksels die de gehele dag in een walm om hem heen blijft hangen. Hij is uiteraard verkozen tot Docent van het jaar.

Ik zocht naar een ietwat subtieler luchtje, waarop collega C. me wees op een parfumflesje dat ze voor dit soort gelegenheden in haar kastje bewaar. ‘Het is wel echt een billig parfum’, merkte ze op.

Billig is een plaats in de 464 inwoners tellende Duitse gemeente Euskirchen, maar is ook ‘slang’ voor kut, slecht, dom en fout. In het Deens en Noors betekent ‘billig’ trouwens goedkoop. Nu heeft collega C. – naar mijn weten – geen Scandinavische roots, maar woont ze wel in Amstelveen, dus zal daar vast de nodige slang hebben opgepikt.

En ik die middag rook naar een eclectische mix van wc-verfrisser, zure matten en patchoeli – heel billig dus.

 

Vademecum

‘Gebruik het vademecum van collega B.’ hoorde ik laatst in de wandelgangen. Deze collega heeft een boekje voor studenten ontwikkeld, waarin allerhande spelling- en stijlkwesties keurig worden uitgelegd.

Echter, door mijn katholieke roots hoorde ik ‘Vader Mecum’ – en zag een goedlachse grijsaard in klerikale kledij voor me. Helaas kwam ik van een koude kermis thuis: vademecum is geen zielenherder maar een naslagwerk, vernoemd naar het Latijnse ‘ga met mij’. Het vademecum is vaak een naslagwerkje van beperkt formaat, waarin specialistische informatie in overzichtelijke en beknopte vorm wordt weergegeven.

Maar ik noem het gewoon ‘De Bijbel van B’.

 

Woord van de dag: ringeloren

Het fijnst aan vakanties: dagenlang boeken lezen. Van Karin Slaughter (met zo’n naam moét je toch thrillerschrijver worden??) tot Michel Houellebecq: ik heb me kostelijk vermaakt.

Althans, dat vind ik. Vriendin N noemt lezen ‘geen activiteit’ en is het liefst de hele dag met een bal in de weer. Smaken verschillen, zullen we maar zeggen.

Ik las ook de jongste roman van Charlotte Mutsaers: Harnas van Hansaplast, een tip van collega M. Als je van taal houdt, houd je ook van dit boek. Het staat vol zoveel prachtige (en vaak vergeten) woorden dat ik er een jaar lang blogs mee zou kunnen vullen.

Een van die woorden is ‘ringeloren’, en verwijst naar een passage over de boekenkist waarin Hugo de Groot is ontsnapt uit Slot Loevesteijn. Dit gebeurde in 1621, maar de kist stond lange tijd in het ouderlijk huis van de schrijfster, beweert Mutsaers.

Talloze musea aasden, uiteraard, op dit pronkstuk, maar ‘mijn vader was op die kist gesteld en geen type om zich door wie dan ook te laten ringeloren’, aldus de schrijfster. Ringeloren betekent bedwingen of kort houden en dit is waarschijnlijk ontstaan uit ‘een ring aanbrengen door de snuit van een dier, om dit in toom te houden’.

De volgende zin uit het boek luidt trouwens: ‘Ten langen leste heeft het museum maar niet langer aangedrongen’. Wilt u nu niet heel graag doorlezen?