Selecteer een pagina

Er is een tijd van komen en …

Op een nieuwjaarsborrel aan de Hogeschool van Amsterdam in januari 2014 constateerden de schrijfdocenten Machteld Bijl, Paul van der Bijl en Lisette Hilhorst dat veel van onze studenten taal lastig vinden en hierdoor ook niet van lezen en schrijven houden. Zelf zijn we gek op alles wat met taal te maken heeft. We bewonderen mooie taalvondsten, verwonderen ons over taalverschuivingen en ergeren ons aan ijdel jargon.

Zou het niet een goed idee zijn om een taalblog te starten waar we ons plezier in taal konden delen?, opperden we. We hoopten natuurlijk dat we onze studenten zo een beetje konden aansteken en hun taalliefde zouden aanwakkeren. Paul bouwde een site, Lisette schreef alvast een paar stukjes en op 10 januari 2014 verscheen het eerste bericht op dit blog, over het nepdeftige taalgebruik bij de NS.

We werden al snel gevonden door onze lezers, studenten en collega’s, maar ook vele lezers buiten de hogeschool. We kregen trouwe volgers die het blog aanvulden. Ook gingen steeds meer collega’s meebloggen. Het blog groeide en bloeide. Maar het laatste jaar is de inspiratie wat opgedroogd.

Daarom, lieve lezer, zetten we een punt achter Ikzegookmaarwat. Dank voor jullie reacties, aanvullingen en feedback. We hopen dat u net als wij de liefde voor taal zult blijven koesteren.

Avklo

– Hey schat, ik moet onze lawa vnv uitstellen.

– Wtf, heb je rona?

– Gelukkig niet, maar ik zit wel in quara omdat mn huisgenootje tante cor heeft.

– Ben vorige week ook ff getest, nega, thank god.

– Gelukkig is het einde van de avklo éindelijk in zicht.

– OMG nou, als het klopt wat HdJ vorige week op de persco aankondigde.

– Hoewel, eerlijk is eerlijk, mijn conditie is echt opgeknapt van al die sprintjes naar huis om 20.50 uur.

– Vorige wk stond ik de keuken te kotsen, zo hard had ik gefietst.

– En 1 april de terrassen open! Broodje avo met een havermelkcapu op terras. HdP, mop!

– Capu? GT’s!

– Verheug me al op alle terraspicca’s.

– Doen we wel de moka even af, schat.

 

(avklo = avondklok; lawa = lange wandeling; vnv = vanavond; wtf = what the fuck; rona, tante cor, coroon = corona; quara = quarantaine; omg = oh my god; Hdj = Hugo de Jonge; persco = persconferentie; avo = avocado; capu = cappuccino; HdP = heerliedepeerlie; GT= gin tonic; picca= foto; moka = mondkap.)

 

Pondolo en pith

Elke maandagavond heb ik Italiaanse les, gewoon met een echte docent en echte medecursisten in een klasje. Het is het hoogtepunt van mijn week, zeker nu in de semi-lockdown.

Mijn favoriete Italiaanse woord tot nog toe is magari, een bijwoord dat zoiets betekent als ‘was het maar zo’, of ‘kan zijn’. Een nogal toepasselijk woord in deze tijd. Ga je nog op wintersport dit jaar? Magari! Vier je je verjaardag? Magari!

Bij het leren van een andere taal is het onvermijdelijk dat je op woorden stuit die niet met één woord te vertalen zijn in je eigen taal, zoals magari. Dat zijn vrijwel altijd culturele verschijnselen, zoals het Nederlandse gezellig waarvan vaak gedacht wordt dat het onvertaalbaar zou zijn. Of het Deense hygge dat een paar jaar geleden zijn opwachting maakte in het Nederlands. Maar ook voor de vertaling van Nederlandse woorden als luizenmoeder en fietsenstalling zijn in andere talen meerdere woorden nodig, simpelweg omdat deze begrippen geen equivalent in andere landen hebben. Voor deze categorie taalleemtes is er zelfs een Facebookpagina Untranslatable die onvertaalbare woorden uit allerlei talen bespreekt.

Maar er is nog een andere categorie onvertaalbare woorden. Dat zijn geen culturele begrippen maar juist heel concrete dingen die overal bestaan en waarvan het onbegrijpelijk is dat andere talen er geen woord voor hebben.

Een voorbeeld: in het Italiaans heeft elke teen een eigen naam: alluce, melluce, trillice, pondolo en minolo. Waarom hebben wij dat niet? Ja, grote teen en kleine teen, maar die drie andere dan? Wat een omissie.

We blijven even bij het lichaam. Het Nederlands kent de woorden, hals, nek en keel, het Italiaans ook (collo, nuca, gola). Het Engels heeft er twee, neck en throat, maar het Koreaans heeft slechts één woord voor het gebied tussen je hoofd en je romp: mok. Als je met keelpijn naar de dokter gaat, moet je wijzen. Onnodig, Koreanen, onnodig.

Ander voorbeeld: het Engels heeft het woord pith. Dat zijn die witte velletjes en frutjes in een sinaasappel of mandarijn. Daar wil ik ook een woord voor!

Of: siblings (Engels) en Geschwister (Duits): broers en zussen heten die bij ons.

Er zijn talloze onvertaalbare culturele begrippen, maar kent iemand van onze lezers nog andere voorbeelden van taalleemtes voor zeer concrete en alledaagse woorden als pondolo of pith?

 

 

Coronabitch

Dag lezer,

Daar zijn we weer. Ja, hier op het blog dan, want op ons werk zijn we nog lang niet. We werken thuis, geven thuis les en spreken onze studenten digitaal. Vanochtend had ik zowaar een ontmoeting in levenden lijve met een student en ik verheugde me erop alsof het een uitje was.

Popelend en keurig bemondkapt stond ik op de pont over het IJ. Die voer vervolgens niet uit omdat een reiziger weigerde een mondkapje te dragen. Er ontstond commotie onder de andere reizigers, ja, het werd écht een uitje. ‘Schiet op, coronabitch,’ riep iemand. ‘Dat coronawijf wil geen kappie op,’ zei een ander. De vrouw in kwestie mompelde: ‘kanker op met je corona’ en deed toen toch maar een kapje op. Toen de boot eenmaal voer, deed ze het stiekem weer af. Een kleuter in het lichaam van een 35-jarige vrouw. Wij – de andere reizigers – rolden met onze ogen. Niets verbroedert zo als een gezamenlijke vijand.

Nederlanders schelden het liefst met geslachtsdelen en ziektes: tyfus, tering (van tuberculose), pest, klere (van cholera), pleuris (longontsteking), kanker. Corona is natuurlijk de nieuwe loot aan de stam.

Tot nu toe heb ik corona als scheldwoord vooral gehoord in samenstellingen om personen aan te duiden (coronawijf, coronalijer). Alle andere genoemde ziektes kun je ook zo gebruiken. Maar tyfus, tering en klere kun je ook nog zelfstandig als uitroep gebruiken (‘tyfus, wat een dag’). Pleuris kun je als werkwoord gebruiken (pleur op). Kanker ervaren veel mensen als een zeer ongepast scheldwoord, en daar hebben ze gelijk in. Maar het is wel de meest veelzijdige van het stel. Je kunt het gebruiken in een samenstelling (kankerkop), als werkwoord (opkankeren) en als uitroep (kanker, wat een gore frikandel). En gek genoeg kun je kanker ook positief gebruiken (kankervet), dat is wel ziek natuurlijk.

Welke kant het met corona opgaat, is nog ongewis. Ik vermoed dat het een onschuldig scheldwoord blijft. ‘Corona, ik ben mijn sleutels vergeten’ klinkt te veel als chips-in-plaats-van-shit-zeggers. Maar ‘corona een eind op‘ klinkt eigenlijk best wel lekker.

Vanaf deze week zal er op Ikzegookmaarwat weer wekelijks een stukje verschijnen. We hebben nieuwe bloggers en kijken uit naar hun bijdrages. We wensen jullie een coronagoed schooljaar.